UHiMj, ren. Bij inkomens van meer dan 10.000 daalde de spaarquote in deze omstandig heden van 2o°/o tot 13%. Op liet eerste gezicht lijkt de verklaring van deze verschillen te zijn, dat er in de hogere inkomensklassen meer aan de op voeding van de kinderen ten koste wordt gelegd dan de gezinnen met een lager in komen zich kunnen permitteren. Vermoe delijk moeten deze kosten gezocht worden in opleiding en studie en kan anderzijds de spaarquote in de lagere inkomensklas sen gelijk hlijven doordat de opgroeiende kinderen gaan meeverdienen. Tijdens de enquête zijn ook vragen gesteld inzake de leeftijd van het hoofd van het gezin. Met behulp van de antwoorden daar op heeft men de besparingen ook kunnen indelen naar dit criterium. Zo blijkt uit de tabellen dat er in de gezinnen van werk nemers meer gespaard werd naarmate het hoofd van het gezin ouder is. Dit zal wel '557

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1963 | | pagina 15