ALGEMENE VERGADERING COÖPERATIEVE
CENTRALE BOERENLEENBANK
Toelichting
van mr. Edm. Delhougne
bij de jaarstukken
Geachte Vergadering,
Op pagina 29 van het jaarverslag van de
Centrale Bank wordt opgemerkt, dat het
jaar 1962 in het kader stond van een gunstig
spaarklimaat en van een verbreding van de
activiteitensfeer van de boerenleenbanken.
De aanwas van spaargelden in 1962 met rond
275 miljoen was een record. Opmerkelijk
is dat de maandelijkse spaaroverschotten
eerst in de loop van het laatste kwartaal
geregeld uitkwamen hoven de spaarover
schotten van de overeenkomstige maanden
in het vorig jaar. Deze tendens heeft zich
in het nieuwe jaar krachtig voortgezet. De
eerste drie maanden leverden een spaar
overschot op van ƒ92,5 miljoen, te vergelij
ken met bijna 60 miljoen in het eerste
kwartaal van het vorig jaar; dit is een stij
ging met 55%. Ook de andere groepen
traditionele spaarinstellingen gaven in de
eerste drie maanden van dit jaar een belang
rijke toeneming te zien van de spaarover
schotten in vergelijking met de overeen
komstige periode in het vorige voor alle
spaarbankinstellingen toch ook reeds gun
stige jaar. Bij de R.P.S. beliep de toeneming
32%, bij de bondsspaarbanken rond 28%
en bij de boerenleenbanken aangesloten bij
de Centrale Bank van Utrecht 46%. Bij
onze boerenleenbanken bedroeg het per
centage der toeneming over die tijd, zoals
gemeld, meer dan 55%.
Opmerkelijk is, dat deze stijgingspercen
tages bij de boerenleenbanken zoveel hoger
liggen dan hij de andere groepen spaar
instellingen. Blijkbaar hebben bij de boe
renleenbanken in het Ia atste kwartaal van
1962 en nog sterker in het eerste kwartaal
van 1963 bijzondere factoren gewerkt.
Uiteraard was ook voor de andere groepen
spaarinstellingen het algemeen spaarklimaat
gunstig en wel als gevolg van de algemene
welvaartsstijging en het stabiele conjunc
tuurverloop. De financieel-economische re-
geringspolitiek heeft daarop een gunstige
invloed gehad.
Erkentelijkheid jegens de regering is daar
voor op zijn plaats. Voor de boerenleen
banken kan nog op twéé bijzondere facto
ren worden gewezen. Vooreerst kan als
zodanig worden genoemd de vertraagde
aanpassing op het platteland van het uitga
venpatroon van de gezinshuishouding aan
het gestegen inkomensniveau. Daarenboven
heeft nog een andere factor gespeeld, die
specifiek is voor de boerenleenbanken, na
melijk de invloed van het investeringspeil
in land- en tuinbouw. Dit peil heeft op de
spaarbeweging hij de boerenleenbanken een
veel grotere invloed dan op de spaarbewe
ging bij andere spaarbanken. Er zijn teke
nen, die wijzen op een stabilisatie en zelfs
1512