denken daarbij aan de gewestelijke verze
keringsinstellingen, die hierin een belang
zouden kunnen zien mede voor een uitbrei
ding van hun relatie-kring. Binnen het ka
der van een dergelijke samenwerking zou
ook een verdere uitbreiding van deze ver
zekeringsmogelijkheid in overweging kun
nen worden genomen.
Ook denken wij aan een uitbreiding van
de verzekeringsmogelijkheid van zgn. blan
co-voorschotten, die thans beperkt is tot
maximum-bedragen van 5.000. Daarvan
zouden wij gebruik kunnen maken om voor
specifieke financieringsdoeleinden nieuwe
krediet verzekeringsmogelijkheden te schep
pen.
Allereerst denken wij daarbij aan de finan
ciering van de kuikenmesterij. Op de voor
jaarscursussen werd de opmerking ge
maakt, dat nu wel de financiering van de
stichting van mesthokken behoorlijk is ge
regeld, maar dat de financiering van het
daarin te houden „volk" nog ontbrak. Ook
dat willen wij met de kredietverzekering
gaan doen en wel voor de financiering van
de aanschaf van kuikens en van de aankoop
van voer tijdens de mestperiode. Voor de
verdere details van deze financieringsrege
ling voor de kuikenmesterij zou ik willen
verwijzen naar de desbetreffende regeling,
die dezer dagen werd bekend gemaakt.
Voor de financiering van de varkensmes-
terij is een overeenkomstige regeling niet
nodig. Daarvoor gelden immers bijzondere
financieringsregelingen, die reeds eerder
in samenwerking met de voer- en verwer
kingscoöperaties werden getroffen.
De steeds verdergaande uitbouw van de
financieringsmogelijkheden met inschake
ling van het instituut van de kredietverze
kering doet de vraag stellen, of daarnaast
ook nog de mogelijkheid blijft bestaan voor
aanvullende financiering onder garantie
van het Borgstellingsfonds. Deze vraag kan
bevestigend worden beantwoord. Een be
roep op het Borgstellingsfonds zal vooral
dan op zijn plaats zijn, indien de eigen ver
mogenspositie van het bedrijf vooralsnog
onvoldoende basis biedt voor een verant
woorde financiering. De financiering met
garantie van het Borgstcllingsfonds kan
dan dienst doen als overbruggingsfinancie-
1510