Procentuele verdeling van toevertrouwde
middelen en kredieten aan „anderen"
Toevertrouwde
I lar
idels- I
^andbou
w-
middelen
ban
iken 1-
;redietbt
inken
1957
1961
1957
1961
I11 rekening-courant
66
53
O
11
I ermijndeposito s
30
33
I
1
Spaargelden
4
14
86
88
Totaal
100
100
IOO
IOO
Kredietverlening
In rekening-courant
97
86
31
23
Overige
3
'4
69
77
Totaal
100
IOO
IOO
IOO
rekening-courantgelden. Deze verdeling
vertoont geen verschillen van betekenis met
die van ultimo 1957.
Ook het kredietbedrijf van de beide groe
pen geeft een ander beeld te zien. Beperken
wij ons tot de zg. kredietverlening aan an
deren
Deze beliep bij de gezamenlijke handels
banken ultimo 1961 in totaal 4.491 mil
joen van het balanstotaal ad 12.790 mil
joen. Van deze kredietverlening had nog
steeds het grootste gedeelte betrekking op
kredieten in rekening-courant, al bleek het
aandeel van de overige kredieten, waar
onder kredieten op middellange termijn een
belangrijke plaats innemen, sedert 1957
aanzienlijk te zijn toegenomen. Bij de land
bouw kredietbanken beliep dezelfde krediet-
2. Hieronder is niet begrepen de kredietverlening
aan de overheid, aan kantoren in het buitenland, aan
ondernemingen waarin is deelgenomen en terzake
van debiteuren uit hoofde van accept.
verlening, dit is grotendeels de gewone kre
dietverlening aan de private sector, 3.074
miljoen ultimo 1961 op een balanstotaal
van 5.893 miljoen. In de samenstelling van
deze kredietverlening had slechts ongeveer
een/vierde deel de vorm van rekening-cou
rantkrediet.
Van de kredietverlening van de landbouw-
kredietbanken aan de private sector had
ultimo 1961 1.600 miljoen betrekking op
agrarische financiering, waarin voor een
bedrag van 600 miljoen aan de landbouw
coöperaties.
Uit deze vergelijking blijkt, dat de belang
rijkste verschuivingen hebben plaats ge
vonden bij de handelsbanken. De aanzien
lijke daling van het percentage in de toe
vertrouwde gelden, dat betrekking heeft op
creditsaldi in rekening-courant, springt in
het oog. Aan de andere kant staat de overi
gens minder spectaculaire toeneming van
de kredietverlening op langere termijn. Het
is voor weinig twijfel vatbaar, of de post
effecten moet mede worden gezien in ver
band met de toeneming van de spaargelden.
De landbouwkredietbanken geven bij een
procentuele verdeling van het actief en pas
sief bedrijf veel meer een traditioneel beeld
te zien dan men zou hebben verwacht. Op
merkelijk is, dat uit de verdeling van de
kredietverlening, evenals bij de handels
banken, eveneens een toeneming van het kre
diet op middellange en lange termijn blijkt.
De lang-kredietverlening blijft derhalve ze
ker niet minder dan voorheen het kenmerk
van de landbouwkredietbanken vormen.
Daarop is van invloed, dat een groot gedeel
te van deze financiering de agrarische sector
betreft met zijn specifieke financieringsbe-
459