De landbouwkredietbanken in het licht van de branche-vervaging Onder deze titel publiceren wij bier het tweede gedeelte van een artikel van mr. Pb. C. M. van Camp en, dat verschenen is in bet maandschrift „Economie"Het eerste deel is opgenomen in bet maartnummer van ons blad. Branche-vervaging met behoud van kenmerkende verschillen Door de geschetste ontwikkeling bij de landbouw kredietbanken heeft ongetwijfeld een zekere branche-vervaging plaatsgevon den in de verhouding tot de handelsbanken. Deze hebben op hun beurt daartoe mee gewerkt. Zo namen de spaargelden bij de handelsbanken toe van 168 miljoen ultimo 1957 tot 1.189 miljoen ultimo 1961. In vijf jaar tijds zijn de aan de handelsbanken toevertrouwde spaargelden derhalve zeven maal zo groot geworden. Het totaal van de aan de handelsbanken toevertrouwde gelden werd in diezelfde periode 1,7 maal zo groot. De post effecten steeg van 486 miljoen 1458 ultimo 1957 tot 1.083 miljoen ultimo 1961. Hij de spaarbanken zien wij een krachtige toeneming van de posten, die betrekking hebben op de kredietverlening aan de par ticuliere sector. De onderhandse leningen op lange termijn aan andere dan publiek rechtelijke lichamen stegen van 27miljoen ultimo 1957 tot 289 miljoen ultimo 1961. Daarmede was deze post 10 maal zo groot als in 1957. Niettegenstaande deze veranderingen, die zich voltrekken bij instellingen die alle val len onder de Wet Toezicht Kredietwezen, blijven er toch kenmerkende verschillen bestaan. Wij willen er enkele noemen, die betrekking hebben op de handelsbanken en landbouwkredietbanken. V er schillen in de balanssamenstelling Van de aan alle handelsbanken toever trouwde gelden tot een totaal bedrag van 9.383 miljoen ultimo 1961 bad ruim de helft betrekking op creditsaldi van cliënten in rekening-courant, een/derde op termijn deposito's en bijna 14% op spaargelden. Blijkens het bijgaande staatje betekent dit ten opzichte van eind 1957 een relatieve daling van de rekening-courantsaldi, een ongeveer gelijk blijvend aandeel van de ter mijndeposito's en een krachtige toeneming van de gelden op spaarrekeningen. Op een totaal van aan de landbouwkredietbanken toevertrouwde middelen ad 5.386 miljoen ultimo 1961 1 bestond 87% uit spaargelden en het resterende gedeelte bijna geheel uit 1. Onder de cijfers voor de landbouwkredietbanken zijn mede de bij de stichtingen spaarbank tegoed geschreven spaargelden begrepen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1963 | | pagina 4