Koerstabel, 8-2-1963 15-3 -1)63 3V2 Nederland 1947 92 V 4 (4,05%) 93 (3,98"' )V4% Nederland 1954 91V (4,IO%) 91 (4,08°/ 3'/4% Nederland 1953 957/ s (4,20%) 96 '4 (4, 4% Nederland 1961 97'/ 8 (4,25%) 98 7, (4,20»; 3'/2% Nederland 1956 94'' s (4,17%) 94 <4-3" 4'/2% Nederland 1960 I 1017 1.; (4»33°/°) 101 (4.28"/ 4'/4% Nederland 1959 99" ',„(4,2 9%) 100 (4.25"' 3% Ned. Grootboek 1946 91" ,.(4,130/0) 9 2 V, (4.03"' 3% Investeringscert. 987 i'. (3v55°/°) 98 'U (3.57"' 3% Nederland 1962-64 997 i'. (3>36°/o) 99 (3.31"' voorwaarden als voor de staatslening. Ook deze leningen konden zich derhalve ver heugen in een uitermate grote belangstel ling. De toewijzingen waren daarom ook dienovereenkomstig gering. Uit het voorgaande blijkt dus, dat het ver laagde type van 4tegen de koers van 99% een zeer gewild object geworden is. De beleggers nemen klaarblijkelijk genoe gen met lager rentende waarden. Met an dere woorden: het rente-niveau is wat te ruggelopen. liet kwam daardoor juist heneden het ta rief, dat het Rijk aan publiekrechtelijke lichamen als maximum had opgelegd voor leningen die zij zouden willen opnemen hui ten de Bank voor Nederlandsche Gemeen ten om. De desbetreffende voorschrilten omvatten het zogenaamde rentegamma, waarover wij in ons nummer van april 1962 (blz. 997) laatstelijk geschreven hebben. Door het huidige renteniveau is het moge lijk geworden binnen de voorwaarden van het rentegamma op de kapitaalmarkt te le nen; de leningen van Eindhoven en Amster dam zijn daar voorbeelden van. Zij zijn niet meer gevolgd door obligatieleningen van andere gemeenten, maar wel door een gro te stroom van onderhandse leningen op on geveer gelijke voorwaarden. 1483

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1963 | | pagina 29