Landbouwvoorlichting niet overal in trek Wij zijn laatst geschrokken en wij zullen U vertellen waarom. Op 14 maart werd in Arnhem door ir. J. W. Wellen, Direkteur- Generaal van de Landbouw, een inleiding gehouden over de voorlichting. 1 lij noemde in dit verband enkele cijfers, die te denken geven. Zo bleek, dat een/derde deel van de landbouwers en tuinders geen volledige vakopleiding hebben genoten. Die 66.000 agrariërs hebben soms wel enkele cursussen doorlopen, maar ook dat is lang niet altijd het geval. Dit moet nadelig werken in een tijd van zo grote veranderingen als wij nu beleven. Het ondernemer zijn wordt steeds moeilijker, zowel technisch als economisch. De traditionele plattelandssamenleving ver liest steeds meer van haar vroegere karak teristiek, zij neemt de invloed van de stad en van stedelijke milieus binnen de dorps- grenzen in zich op. Zulke processen wer ken langzaam maar zeker door. Zij stellen extra eisen aan de agrariërs. Desondanks heeft twee/derde van onze landbouwers en tuinders geen grondige opleiding onder gaan alvorens zich als ondernemer te vesti gen. Maar daarmee zijn we er nog niet. We be schikken in Nederland over een voorlich tingsdienst. Zowel de overheid als de land bouworganisaties doen hun best om de boe ren en tuinders te helpen door het geven van voorlichting, als zij dit wensen. Er zijn vele en ingewikkelde problemen, die de boer zelden allemaal alleen kan oplossen. De gespecialiseerde voorlichters staan daar om ten dienste van elke boer en elke tuin der. Wat blijkt nu? Dat maar ongeveer 40% van de boeren en tuinders op een oi andere manier van deze vorm van voorlich ting gebruik maakt. Dit begrijpen wij niet. De boer en tuinder zou deskundig moeten zijn op technisch, op commercieel en op administratief gebied om alles alleen te kun nen doen. Dat is bijna ondoenlijk. Er wordt al gauw een arbeider aangetrokken als het werk op het land niet tijdig klaar komt, maar blijkbaar minder aandacht geschon ken aan het werk van adviseurs. Toch ge ven deze mensen verstandige wenken ten aanzien van technische problemen, maar ook over administratieve, fiscale en boek houdkundige moeilijkheden, zonder dat men hiervoor een loon of salaris behoeft te betalen. Alleen het vragen om voorlichting is voldoende. Wij willen er tenslotte nog even aan her inneren, dat er grote inkomensverschillen zijn tussen bedrijven van dezelfde grootte en dezelfde grondsoort. De verklaring ligt gewoonlijk niet in prijsverschillen, maar in het gebruik maken van datgene waarvoor wij hierboven een pleidooi wilden houden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1963 | | pagina 22