digheden, zoals bijvoorbeeld de vooruit gang van de techniek en de periodieke ver erving. Al de/.e oorzaken werken echter ook buiten de landbouw. Hij zag maar één belangrijk verschil op dit punt tussen de landbouw en het overige bedrijfsleven, en wel dit, dat in de landbouw de eenmans zaak de overheersende, zo niet de enige, ondernemingsvorm is, terwijl er in de rest van het bedrijfsleven allerlei verschillende ondernemingsvormen in gebruik zijn. Naar zijn mening wordt het knelpunt van de landbouwfinanciering veroorzaakt door het vasthouden aan de eenmanszaak. Zouden de boeren bereid zijn om ook eens andere ondernemingsvormen te gebruiken, zoals de naamloze vennootschap, dan zou daar mee een groot stuk van het financierings probleem verdwenen zijn. Aan de andere kant meende de heer Van den Noort, dat de maatschappij in haar geheel er geen be lang bij heeft, als de minder kapitaalkrach tige boeren geholpen worden met de finan ciering van hun investeringen. Hij stond op het standpunt, dat het goed is als de minst kapitaalkrachtigen worden uitgeschakeld en de meest kapitaalkrachtigen overblijven. Wat de kwestie van de ondernemingsvorm betreft, ging mr. Van Campen een heel eind met de spreker mee. Hij had daar ook al in zijn preadvies op gewezen en ervoor ge pleit, dat de Vereniging voor Agrarisch Recht aan deze kwestie eens een speciale vergadering zou wijden. Hij betoogde ech ter, dat men bij de bestudering van dit on derwerp zeker niet moest blijven staan hij de n.v. Deze ondernemingsvorm heeft voor het kleine bedrijf grote bezwaren van fiscale aard. De n.v. moet immers 45% belasting betalen over de niet uitgekeerde winst. Naar de mening van de heer Van Campen verdient de vorm van de comman ditaire vennootschap meer aandacht. I11 fis caal opzicht is er hij deze vorm geen ver schil met de eenmanszaak, in zoverre dat de vennoten inkomstenbelasting betalen. Men moet deze kwestie niet alleen economisch en juridisch bekijken; er zitten ook socio logische kanten aan in verband met de toe komstige ontwikkeling van het gezinsbe drijf. Ook in dit opzicht past de figuur van de commanditaire vennootschap beter in de landbouw dan die van de naamloze ven nootschap. Met de bewering, dat het gezond is als de kapitaalkrachtige boeren de economische strijd zouden winnen ten koste van de min der kapitaalkrachtigen, kon de heer Van Campen niet instemmen. Hij geloofde niet dat degenen die het meeste geld bezitten ook de beste hersens hebben. Uit econo misch oogpunt gaat het erom, dat diegenen in de produktie de leiding hebben, die in hun ondernemingsbeslissingen ervoor zor gen, dat de produktiefactoren (grond, ar beid en kapitaal) zo rendabel mogelijk wor den aangewend. Niets pleit voor de opvat ting, dat alleen de kapitaalkrachtigsten de 1470

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1963 | | pagina 16