na aftrek van kosten, belegd in obligaties,
hypothecaire leningen, onderhandse le
ningen en dergelijke.
Onder de overige besparingen van gezin
nen zijn alle andere vormen van sparen
opgenomen. Men kan daarbij denken aan
rechtstreekse aankoop van effecten, ver
strekking van hypothecaire of andere le
ningen bijvoorbeeld aan familieleden, en
ook aan vermeerdering van gelden in kas,
met inbegrip van het aloude sparen in de
oude kous. liet bedrag van deze „overige"
gezinsbesparingen is nog niet bekend. Wel
heeft het Centraal Planbureau geraamd,
dat de verzamelpost van gezinsbesparingen
en besparingen van bedrijven samen voor
het jaar 1962 circa 2.770 miljoen zal be
lopen.
Onder bet begrip bedrijfsbesparingen wor
den de ingehouden winsten van naamloze
vennootschappen samengevat. Een aan
merkelijk deel van de door n.v.'s gemaakte
winst pleegt door deze ingehouden te wor
den voor reservering in het eigen bedrijf,
nadat een wenselijk geacht bedrag is uit
gekeerd in de vorm van dividend en derge
lijke. In 1961 beliepen de ingehouden wins
ten van n.v.'s een gezamenlijk bedrag van
1.790 miljoen, dus rond 30% van de ge
zamenlijke besparingen van bedrijven en
gezinnen. Vermoedelijk zijn zij in 1962 op
een lager niveau gekomen. In elk geval zijn
de totale winsten, met inbegrip van de uit
gekeerde winsten, gedaald onder invloed
van de loonsverhogingen.
Alles bijeen stegen de besparingen van de
particuliere sector, gezinnen en bedrijven
samen, van 5,6 miljard in 1961 tot naar
raming 6 miljard in 1962. Van de toene
ming ad 400 miljoen kwam 180 miljoen,
of niet minder dan 45%, bij de traditionele
spaarinstellingen terecht.
In tegenstelling tot de particuliere sector,
spaarden de overheidsinstellingen in 1962
minder dan in het voorafgaande jaar.
Het leeuwedeel van de overheidsbesparin-
gen kwam ook in 1962 weer voor rekening
van het Rijk. Onder besparingen wordt in
dit geval verstaan het overschot van de be
lastingen en andere lopende inkomsten bo
ven de lopende uitgaven. Dit overschot was
in 1962 weliswaar kleiner dan in 1961,
maar het beliep toch altijd nog rond 2
miljard, dat is bijna 90% van alle over-
heidsbesparingen.
Behalve het Rijk, leveren ook de gemeen
ten en andere lagere overheidslichamen
hun bijdrage tot de nationale besparingen.
In 1962 spaarden zij 170 miljoen. Daar
naast worden de sociale verzekeringen in
dit verband eveneens tot de overheidssfeer
gerekend, waarbij het begrip besparingen
slaat op ontvangen premies en dergelijke
minus uitkeringen en kosten, evenals bij de
pensioenfondsen en levensverzekeringen.
De besparingen van sociale verzekeringen
bedroegen in 1962 190 miljoen.
De overheidssector in zijn geheel vertoon
de een daling van de besparingen van 2.830
miljoen in 1961 tot 2.350 miljoen in 1962.
Deze daling van 480 miljoen was nog
80 miljoen groter dan de geschatte toe
neming van de particuliere besparingen.
Als resultaat van deze ontwikkeling daal
den de totale nationale besparingen dan ook
van 8.430 miljoen in 1961 tot naar schat
ting 8.350 miljoen in 1962.
1431