De landbouwkredietbanken
in het licht van
de branche-vervaging
Onder deze titel verscheen een artikel van
Mr. Pb. C. M. van Camp enalgemeen di
recteur van de Centrale Bankin het
maandschrift „Economie". Ter informatie
van onze lezers nemen wij hieronder het
eerste deel van dit artikel over; in ons vol
gende nummer zullen wij het tweede deel
publiceren.
Tot voor kort kon worden waargenomen,
dat de verschillende groepen financiële
instellingen in ons land elkander min of
meer oplettend volgden teneinde vast te
stellen of wellicht in de activiteitensfeer
ontwikkelingen plaatsvonden, waardoor
de tot verschillende groepen behorende fi
nanciële instellingen geacht konden wor
den zekere denkbeeldig getrokken verticale
scheidslijnen te gaan overschrijden.
Men zou kunnen denken dat de Wet Toe
zicht Kredietwezen, met de bekende onder
verdeling in handelsbanken, spaarbanken
en landbouwkredietbanken, waarvoor af
zonderlijke registers werden ingericht,
1426
eveneens van een dergelijke verticale schei
ding in gespecialiseerde werkgebieden is
uitgegaan. Dit is echter geenszins het geval.
In de definitie-bepaling van artikel 1 van
deze wet komen de woorden voor „die in
belangrijke mate hun bedrijf maken van".
Deze woorden geven voldoende aan, dat
de Wet een zekere typerende onderschei
ding beoogt, vooral van belang met het oog
op regels voor de bedrijfsvoering, zonder
nochtans een absolute grensafbakening te
willen geven. Volgens artikel 1 is het aan
nemen van gelden a deposito of in reke
ning-courant en het verlenen voor eigen re
kening van kredieten de kenmerkende ac
tiviteit van de handelsbanken. Voor de
landbouwkredietbanken geldt inzake bet
passieve bedrijf dezelfde kenmerkende aan
duiding als voor de handelsbanken; inzake
het actieve bedrijf wordt als zodanig ge
noemd het verlenen van landbouwkrediet.
Voor beide categorieën gaat de wet ervan
uit, dat de bedoelde instellingen van de ge
noemde actief- en passiefzaken in belang
rijke mate hun bedrijf maken. Anders is dit
in de definitie van de algemene spaarban
ken: deze worden verondersteld zich uit
sluitend ten doel te stellen het sparen te be
vorderen. Hetzelfde geldt ook voor de door
de landbouwkredietbanken in het leven ge
roepen stichtingen spaarbank, die in bet re
gister der kredietinstellingen als afzonder
lijke landbouwkredietbanken worden inge
schreven.
Al bestaan er dus typerende verschillen tus
sen enige groepen van bankinstellingen in
ons land, een volledige scheiding heeft
nooit bestaan, ook niet tussen kredietinstel
lingen en spaarinstellingen. In de laatste