De Franse landbouw Wij leven in een tijd van integratie, zowel nationaal als internationaal. Om tot sa menwerking te komen is allereerst kennis van eikaars standpunten nodig, want an ders is een compromis onmogelijk. Voor het bereiken van een gemeenschappelijke landbouwpolitiek geldt dit uiteraard ook Wij kunnen alleen tot een gemeenschappe lijke landbouwmarkt komen als alle landen wat water bij de wijn doen. Maar willen wij begrijpen wanneer er wel of niet water bij de Europese wijn moet worden gedaan en willen wij weten wat het effect van die verdunning zal zijn, dan zullen we een kijk je over de grenzen moeten nemen. Het E.E.G.-lid dat in de Europese land bouw de belangrijkste rol speelt is Frank rijk. Dit komt niet alleen doordat het een groot land is, maar vooral doordat de Fran se landbouw de laatste jaren drastisch wordt gemoderniseerd. Medio 1962 werd door het Franse Parlement zowel het Vier de Moderniseringsplan als de Aanvullende Landbouwwet aangenomen. Hierdoor wer den nieuwe mogelijkheden voor de Franse landbouw geschapen, die met grote over heidssubsidies in de komende jaren moeten worden verwezenlijkt. Frankrijk beschikt over een oppervlakte cul tuurgrond, die bijna even groot is als die van de andere vijf E.E.G.-landen samen. Het akkerbouwareaal beslaat meer dan 21 miljoen hectare en de weidegrond 13 mil joen hectare. Nu zegt de grondoppervlak- te natuurlijk niet alles. Tot aan de tweede wereldoorlog vond de landbouwproduk- tie in Frankrijk nog plaats onder ouder wetse en oneconomische omstandigheden. Dit is na de oorlog langzamerhand veran derd. Om maar eens enkele cijfers te noe men: het aantal trekkers steeg van 68.000 in 1948 tot ruim 800.000 in 1962. In 1948 wa ren er nog geen 1.200 combines in gebruik, in 1960 al meer dan 60.000. Belangrijk is ook de groei van de landbouwproduktie. Gemiddeld steeg deze sinds 1950 met 2 /n/o per jaar en voor de periode van het Vierde Moderniseringsplan (1961-1965) verwacht men zelfs een gemiddelde stijging van on geveer 4/2°/o per jaar. Deze toeneming van het produktievolume tracht men te bereiken langs twee wegen. Enerzijds wenst men een groots opgezet structuurbeleid te voeren en anderzijds wil men de organisatie van de afzet nieuw le ven inblazen. Het structuurbeleid richt zich vooral op de levensvatbare bedrijven. Door extra veel gelden voor ruilverkaveling, grondverbetering, onderwijs en voorlich ting uit te trekken, tracht de minister van Landbouw, de heer Pisani, zijn lange-ter- mijnpolitiek te verwezenlijken. Hij onder vindt daarbij steun van de jongere boeren, 1438

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1963 | | pagina 16