ven van de in- en uitgaande posten van de
spaarbank. Deze hulp was voor Janus-oom
zo vanzelfsprekend, dat hij er niet aan
dacht, dat iemand van de goegemeente hier
aanmerkingen op zou maken. Maar deze
aanmerking kwam en wel in de vorm van
een brief, waarin de vrees werd uitgespro
ken, dat de „discretie" van de bank daar
door in gevaar gebracht zou kunnen wor
den. Verdulleme, discretie, wat zou dat nu
wel betekenen, vroeg Janus-oom zich af.
Aan de pastoor werd om opheldering ge
vraagd over de betekenis van dit woord en
van de centrale bank kreeg de briefschrij
ver de mededeling, dat hij zich niet onge
rust behoefde te maken.
Korte tijd daarna werd er ingebroken bij
Janus-oom. De brandkast van de bank
moest het ontgelden; het geld dat daarin lag
was weg. Dat was te veel voor Janus-oom:
eerst die discretie en nu diefstal; hij wilde
geen kassier meer zijn: 't most er uit; an
ders zouden ze henzelf nog wel eens kun
nen vermoorden, meende Mieke-moei. 't
Most er uit. Toen kwam de bank op de
Zeelandse Dijk bij de Wed. van Oort en
Tinuske, nog maar 19 jaar oud, werd kas
sier. Twee jaar zou 't nog duren, voordat de
benoeming vanuit Eindhoven verzonden
werd, want Tinuske moest toch eigenlijk
21 jaar oud zijn.
Aan bet werk op de bank had Tinus nog
lang geen volle dagtaak; daarom ging hij
veel naar bet veld om te helpen, want boe
ren deed hij graag. Kwamen er klanten,
dan werd Tinus geroepen en intussen
buurtten ze wat bij tante Hanneke. Toen
het zaken-doen wat drukker begon te wor
den, moesten er zit-dagen komen; eerst
twee halve dagen, 's maandags en donder
dagsmiddags, later twee hele dagen: dins
dags en vrijdags. De maandagmorgen moest
beslist vrijblijven voor de Udense markt.
Maar ondanks de zitdagen kon men toch al
tijd bij Tinuske terecht, ja zelfs 's zondags
kwamen er vaste klanten. Hij stond altijd
klaar om te helpen.
Een heel drukke tijd was de tijd van de
geldzuivering na de oorlog in 1946. De he
mel mag weten, waar al dat geld vandaan
kwam: uit oude sokken, uit oude bedste
den, uit putjes onder de vloer, uit alle mo
gelijke donkere schuilhoeken, 't Geld droeg
dikwijls hiervan heel duidelijke sporen, 't
Werd allemaal geteld, geboekt en naar
Eindhoven verzonden, met een nauwkeu
righeid, die beslist niets te wensen overliet
want 't was geld van een ander. Dit alles
was eigenlijk te veel voor hem. In '47 werd
hij ernstig ziek en slechts langzaamaan her
stelde hij weer. Gelukkig kreeg hij een goe
de hulp in zijn neef, Alfons van Oort, die
zijn vaste assistent werd. De uitbreiding
van de bank maakte dit nodig. Ook Odilia-
peel kreeg haar zitdagen, eerst een middag
in de week en later twee. Bij dit alles kwam
nog de bouw van het nieuwe bankkantoor
in Volkel, waarnaar hij zijn volle belang
stelling liet uitgaan. De inzegening van dit
gebouw heeft hij nog mogen meemaken,
ook zijn 40-jarig feest als kassier heeft hij
nog mogen vieren, maar een slepende ziek
te had intussen zijn gestel ondermijnd.
Hij stierf op 28 oktober 1962. Om zijn zui
nigheid, zijn eerlijkheid, zijn hulpvaardig
heid en zijn toewijding, zal zijn nagedach
tenis onder ons altijd in hoge ere blijven.
43 7