zijn streven afgeremd omdat het aantal
aanvragen in alle delen van de bouwsector
zo sterk is gestegen.
Nu beseffen wij wel, dat soortgelijke op
merkingen gemaakt kunnen worden over
alle maatregelen die de overheid neemt om
overspanningen in de economie tegen te
gaan. Zulke maatregelen zijn altijd gericht
tegen economische activiteiten die op zich
zelf goed en wenselijk zijn, maar die in de
gegeven omstandigheden afgeremd moeten
worden met het oog op de evenwichtige
ontwikkeling van de economie in haar ge
heel. Dat deze maatregelen nu juist ook te
gen de kassenbouw gericht worden is ons
Ook het interieur van het bankgebouw van de Boe
renleenbank Alem, Maren en Kessel getuigt van
goede smaak
echter onbegrijpelijk. Bij de kassenbouw
zijn maar weinig bouwvakarbeiders be
trokken. Bovendien is de hoeveelheid
bouwmateriaal die voor de kassenbouw
nodig is, van weinig betekenis voor de
bouwmarkt. De beperking van de kassen
bouw zet dus in het conjunctuurbeleid geen
zoden aan de dijk.
Toch spelen conjuncturele oogmerken een
grote rol in het besluit van de minister,
naast het bezwaar van een zekere onttrek
king van arbeiders en materiaal aan de wo
ningbouw. Conjuncturele motieven zijn
voor hem zelfs van doorslaggevende bete
kenis geweest. Over het eerste punt hebben
we het al gehad. liet tweede punt mag dan
in 1962 van enig belang zijn geweest, voor
het jaar 1963 is dit niet meer het geval. In
de naaste toekomst zou ons land misschien
zelfs best een investeringsstimulans kunnen
gebruiken. De vermindering van de hausse
is al duidelijk merkbaar en zal zich vermoe
delijk dit jaar ook gaan uiten in een zekere
teruggang van de investeringen.
Dit weet ook de minister wel. Misschien is
hieruit te verklaren dat hij voorlopig wat
armslag gegeven heeft. Besloten is om rijks
goedkeuringen voor de bouw van kassen te
verlenen, voorzover vóór 15 december
1962 een aanvraag is ingediend. Hiermee is
precies het in het vooruitzicht gestelde
contingent van 30 miljoen voor 1963 ge
moeid. Wat zal er echter gebeuren nadat de
ze 30 min. verbruikt zijn. Wij vertrou
wen maar op het inzicht van de minister in
de grote betekenis van de tuinbouw voor
ons nationaal inkomen en voor de ruime
aanvulling van de Nederlandse deviezenpot
door deze sector.
435