ook met hen rekening houden. Met het oog op de kredietnemers moet een bank ge makkelijk bereikbaar zijn voor auto's: een straat met verkeer uit beide richtingen, niet al te afgelegen, met goede parkeerruimte. Denk bijvoorbeeld aan het laatste deel van een grote verkeersweg in de buurt van het stadscentrum. Maar de weg kan ook té druk zijn! We hebben hier enkele voorbeelden gege ven, zonder de kwestie van alle kanten te willen behandelen. Er zit nog veel meer aan vast. Hoofdzaak is, dat men zich bij de keuze van een vestigingsplaats de verschil lende categorieën van cliënten goed voor ogen stelt en zich afvraagt welke omstan digheden deze cliënten zouden kunnen weerhouden van een bezoek aan de bank en nog meer: welke omstandigheden het bezoek kunnen bevorderen. Ook bij de keu ze van de vestigingsplaats gaat het erom: maak ik hier nieuwe klanten mee en behoud ik mijn bestaande klantenkring? In dit verband is ook de vestiging van filia len van belang. Hiervoor geldt uiteraard ook het bovenstaande. Bovendien moet men niet te vlug tot het vestigen van bijkantoren overgaan. Eerst zal enigszins duidelijk moe ten zijn dat zo'n bijkantoor zelf voldoende- additionele middelen kan aantrekken om rendabel te werken. Deze cis kan in een stad gewoonlijk pas verwezenlijkt worden als het werkgebied op 15.000 mensen betrek king heeft. Het belangrijkste is evenwel, dat we ons richten op toekomstige ontwikkelingen. Al leen daardoor kan worden voorkomen, dat een vestiging reeds na enkele jaren geïso leerd raakt. Het Borgstellingsfonds in 1961 Enkele weken geleden ontvingen wij het jaarverslag van de Stichting Borgstellings fonds voor de landbouw over het hóek- jaar 1961. Door bijzondere omstandig heden is dit verslag wel wat laat versche nen, maar we willen er toch even hij stil blijven staan omdat de betekenis van het fonds voor de financiering van de land en tuinbouw nog steeds van veel belang is. Het verslag bevat vele interessante ge gevens en tabellen. Hieruit is af te leiden dat de grootte van het aantal aanvragen en de bedragen die er mee gemoeid zijn, ten dele bepaald worden door de bedrijfs resultaten. Deze waren in de akkerbouw- en tuinbouwsector bevredigend, maar voor de weidebedrijven en vooral voor de ge mengde bedrijven gold dit in veel mindere mate. De activiteiten van het fonds in de akkerbouwsector waren in 1961 groter dan in 1960. Zowel het aantal aanvragen als de grootte van het bedrag per aanvrage ble ken te zijn toegenomen. Met name in de noordelijke en oostelijke provincies werd meer van het fonds gebruik gemaakt. Het gevolg was, dat onze Utrechtse zuster organisatie bijna 6% meer aanvragen voor 1402

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1963 | | pagina 20