termijn weten waar het aan toe is. Tussen
door zal de E.E.G.-Ministerraad zich bezig
moeten houden met de diverse voorstellen
der Europese Commissie. De Raad zal po
gen binnen enige weken overeenstemming
te bereiken over de E.E.G.-regelingen voor
de varkens-onderdelen. Bovendien wordt
ernaar gestreefd verordeningen voor rijst,
rundvlees en zuivelprodukten per i april
aanstaande in werking te laten treden; maar
dan zal men het in de Ministerraad op be
trekkelijk korte termijn eens moeten wor
den over de inhoud van deze verorde
ningen.
Dat zal allesbehalve eenvoudig zijn, maar
waarschijnlijk zullen nog grotere moei
lijkheden overwonnen moeten worden op
het terrein van de zgn. prijstoenadering.
Op grond van de graanverordening moet
de Raad vóór i april aanstaande con
crete beslissingen treffen om reeds voor
de oogst-1963 een begin te maken met
het naar elkaar toebrengen van de graan
prijzen in de E.E.G.-landen. Het Duitse
niveau van de graanprijzen ligt het
hoogst, vele guldens per 100 kg hoger dan
in landen als Frankrijk en Nederland. De
Duitse boerenbond verzet zich hardnekkig
tegen ook maar enige verlaging van de
Duitse graanprijzen. De Duitse minister
van Landbouw, de heer Schwarz, heeft op
oudejaarsdag openlijk verklaard dat Duits
land elke verlaging van zijn graanprijzen
met een veto zal blokkeren; tot eind 1966,
wanneer de tweede etappe van de over
gangsperiode eindigt, is voor zo'n beslissing
van de E.E.G.-Ministerraad eenstemmig
heid vereist.
Ondanks de talloze moeilijkheden en on
zekerheden, welke aan de totstandbrenging
van de gemeenschappelijke landbouwmarkt
verbonden zijn, gaat elk van de E.E.G.-
landen ervan uit dat na verloop van enige
jaren deze grote markt ook voor agrari
sche produkten een feit zal zijn. Elk land
realiseert zich dat daarmee gepaard zullen
gaan veranderingen in de concurrentie
verhoudingen en een verscherping van de
onderlinge concurrentie. Met het oog daar
op wordt in al deze landen, ook door de
regeringen, getracht langs allerlei wegen
de concurrentiekracht van hun eigen land
en tuinbouw zoveel en zo snel mogelijk te
versterken.
Landbouwnota
De „nota inzake het landbouwbeleid", op
het einde van vorig jaar door Minister
Marijnen aan de Tweede Kamer toegezon
den, ademt dezelfde geest. De mogelijk
heden van een nationaal agrarisch markt
en prijsbeleid worden in de E.E.G. steeds
geringer; geleidelijk aan gaat de gemeen
schappelijke markt tot stand komen, waar
op het vooral zal aankomen op de relatie
ve concurrentie-kracht van de Nederlandse
land- en tuinbouw; daaraan zal dan ook in
de komende jaren bijzondere aandacht ge
schonken moeten worden, door de boeren
en tuinders zelf, door het georganiseerde
bedrijfsleven en ook door de overheid. We
weten nog niet of de Tweede Kamer deze
nota tesamen met de begroting 1963 of la
ter afzonderlijk zal behandelen. Met name
in het laatste geval kan zich een diepgaande
discussie ontwikkelen over het landbouw
beleid in de komende jaren. In deze nota
1374