Het verhinderen van splitsing en deling Bedrijfsoverneming bij vererving In het nummer van de Maandelijkse Mede delingen voor augustus/september heeft de heer Derks de verwachting uitgesproken, dat de grondprijzen na i januari 1963, bij het vervallen van de Wet Vervreemding Landbouwgronden, zullen stijgen boven het huidige prijsniveau. De overneming van het ouderlijk bedrijf tegen die hogere prijs zou voor veel jonge boeren te zwaar gaan worden. Verkoop van het bedrijf door de ouders tegen een prijs, die rendabel boe ren mogelijk maakt, zou voor de andere kinderen echter moeilijk aanvaardbaar kun nen zijn. De heer Derks heeft er terecht op gewezen, dat hier een probleem kan ont staan. liet is in dit verband interessant om eens te bezien, welke bepalingen betreffende de vererving in andere Westeuropese landen zijn ontwikkeld. In het tijdschrift „De Pacht" van september 1962 heeft de heer mr, N. M. Zijp een artikel geschreven, waarbij hij deze bepalingen ter sprake brengt. 1 264 De heer Zijp beschrijft om te beginnen de mogelijkheden om bij vererving splitsing en deling te verhinderen. I Iet Zwitsers Burgerlijk Wetboek van 191 2 geeft aan één van de erven het recht om een ongedeelde toewijzing van het goed aan de rechter te verzoeken, waarbij zowel de hoeve als de verzoekende erfgenaam aan ze kere voorwaarden moeten voldoen. Frank rijk heeft deze mogelijkheid in 1938 even eens ingevoerd, Duitsland in 1961. In het ontwerp voor een nieuw Nederlands Bur gerlijk Wetboek is een soortgelijke bepa ling ook voor niet-landbouwbedrijven op genomen. In dit ontwerp is tevens aan de erflater de bevoegheid toegekend om het bedrijf als eenheid aan een zoon te legate ren, waarbij de andere erfgenamen met een uitkering in geld genoegen moeten nemen. De waardering van het bedrijf bij vererving Het is duidelijk dat bovenstaande mogelijk heden om splitsing te voorkomen niet doel treffend zouden zijn zonder regelingen van dwingend recht om te voorkomen, dat de opvolgende zoon te zwaar wordt belast. In de eerste plaats wordt hierbij aandacht ge schonken aan de waardering van het be drijf. Typerend is de bepaling in de Oostenrijkse Wet van 1958 dat het „Verlasscnschafts- gericht" zich door twee landbouwers moet laten adviseren en de waarde zodanig vast stellen, dat de opvolger „wohl bestehen kann". Hierbij moet tevens worden gelet

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1962 | | pagina 22