Boerenleenbankpraktijk Opslagrente \Vaarborg-Instituut voor de T uinbouw Indien een voorschot is verstrekt aan een tuinder, ten behoeve waarvan zowel door het Borgstellingsfonds voor de Landbouw als door een provinciaal Waarborg-Insti- tuut voor de Tuinbouw aan de boeren leenbank een garantie is gegeven voor de betaling van rente en aflossing, zal de boe renleenbank jaarlijks aan de voorschotne mer over het gedeelte van het voorschot, dat niet door het Borgstellingsfonds is ge garandeerd, een opslagrente in rekening brengen. Deze opslagrente moet dan weer worden afgedragen aan het desbetreffen de Waarborg-Instituut. Nu is gebleken, dat bij een aantal van de boerenleenbanken, waar deze voorschot ten voorkomen, de berekening van het be drag van de opslagrente nogal moeilijk wordt gevonden. Het komt ons daarom nuttig voor, uiteen te zetten hoe op de kortst mogelijke wijze het juiste bedrag van de opslagrente kan worden bepaald. Bij de onderhavige voorschotten valt de zekerheid uiteen in een gedeelte onder ga rantie van het Borgstellingsfonds en een gedeelte onder garantie van het Waar borg-Instituut. Uitgangspunt is dat zowel de normale, als de versterkte en vervroeg de aflossingen het bedrag, waarvoor elk van beide instellingen garant zijn, vermin deren naar verhouding van de bedragen, waarvoor oorspronkelijk een garantie is afgegeven. Indien dus de zekerheid voor een voor schot ad. 10.000 bestaat uit een garantie van het Borgstellingsfonds ad. 6.000 en een garantie ad. 3.600 van het Waar borg-Instituut, terwijl 400 loopt voor risico van de boerenleenbank, dan zal een aflossing van 1.000 de garantie van het Borgstellingsfonds met 600, de garantie van het Waarborg-Instituut met 360 en het voor risico van de boerenleenbank uit staande bedrag met 40 verminderen. Nu moet de opslagrente altijd berekend worden over het gedeelte van het voor schot, dat niet door het Borgstellingsfonds voor de Landbouw is gedekt, dus in bo venstaand voorbeeld over 4.000. Omdat zowel het saldo als alle aflossin gen verhoudingsgewijze worden toegere kend aan het gedeelte dat wel en het ge deelte dat niet door het Borgstellingsfonds is gegarandeerd, is het mogelijk, onder gebruikmaking van het verhoudingsgetal (in bovenstaand voorbeeld dus 6 4), te berekenen welk gedeelte van de door de voorschotnemer te betalen rente toegere kend kan worden aan het gedeelte van het voorschot dat niet door het Borgstellings- 1234

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1962 | | pagina 44