De bedrijfsoverneming na het vervallen van de prijsbeheersing op landbouwgronden door ir. G. W. van Logtestijn Het is wel zeker dat, als gevolg van de op heffing van de Wet op de vervreemding van landbouwgronden, de prijzen van de grond bij verkoop aan kopers buiten het eigen boerengezin zullen stijgen. Zeker zal dat de eerste jaren het geval zijn. Er vin den namelijk ook dan nog onteigeningen plaats, waardoor bepaalde boeren bereid zijn hogere prijzen te betalen dan de huidi ge vastgestelde prijzen. Naast deze ont eigende boeren zijn er ook nog particulie ren, die het aantrekkelijk vinden (vaak uit overwegingen van sociaal prestige) om een aantal hectaren grond te bezitten. Voor beleggers zal het weinig aantrekkelijk zijn om grond en bedrijfsgebouwen tegen hoge prijs te kopen. Deze belegging mag dan wel veilig zijn, maar wordt bij hoge koopprij zen beslist onrendabel. De prijs in de toe komst zal echter niet alleen door de vraag worden beïnvloed. Ook het aanbod speelt mee. Onze verwachting is dat dit aanbod sterk zal stijgen, waardoor na enkele jaren te hoge prijzen weer zullen verdwijnen. In de discussie in dit blad zijn er enkele opmerkingen gemaakt over de gang van zaken bij de bedrijfsoverneming. Er zijn in deze discussie enkele problemen aan de orde gekomen, die een nadere beschouwing waard zijn. Ten eerste komt de vraag naar voren, tegen welke prijs de overdracht van het bedrijf van ouders aan een kind kan plaats vinden zonder dat dit kind in moei lijkheden geraakt. Ten tweede de vraag, of bij overdracht tegen een bepaalde prijs de overnemende zoon ofwel de andere kin deren wellicht onrechtvaardig behandeld worden en ten derde de vraag, op welke wijze een boerenleenbank de bedrijfsmid delen zal moeten waarderen bij het geven van voorschotten of kredieten. Op deze drie vragen willen we afzonderlijk ingaan. Tegen welke prijs kan een kind het bedrijf overnemen? Het uitgangspunt voor een zoon (evt. doch ter), die een bedrijf gaat overnemen zal al tijd moeten zijn, dat hij door middel van dat bedrijf gedurende zijn gehele leven een zodanig inkomen kan verwerven, dat er voor zijn gezin voldoende leefmogelijkhe- den aanwezig zijn. Een bedrijf is dus slechts een middel om de bestaansmogelijkheid te verkrijgen. Dit betekent, dat een bedrijfs- overnemer altijd voordat hij overneemt, zich ervan zal moeten overtuigen, dat deze mogelijkheid inderdaad aanwezig is. Met andere woorden, hij zal aan de hand van cijfers, die voor dat bedrijf gelden, moeten nagaan wat de prijs mag zijn, die hij kan betalen. Hij zal de zogenaamde bedrijfs- 1202

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1962 | | pagina 12