jaarlijks nationale rapporten over de toe stand en ontwikkeling van de landbouw zouden worden opgesteld. Deze rapporten zouden de basis moeten verschaffen voor de beslissingen van de Ministerraad op het gebied van prijzen en andere onderdelen van de landt )Ouwpolitiek. Maar elk land zou bevoegd moeten blijven om aanvullende maatregelen ten behoeve van zijn landbouw te treffen, wanneer het zulks nodig achtte. Dit druist echter regelrecht in tegen het wezen van een gemeenschappelijk land bouwbeleid. Tenslotte zag Engeland af van zijn eis tot nationale aanvullende maatregelen. Maar daarnaast waren er nog diverse wensen van Engeland ten aanzien van de E.E.G.-rege lingen die zijn vastgesteld voor varkens, eieren, groenten en fruit. Engeland was van oordeel, dat de E.E.G.-regelingen voor vark ens en eieren aan de producenten te weinig zekerheid van lonende prijzen bie den. Inzake groenten en fruit wenste En geland voor een reeks van jaren uitzonde ringen voor zijn tuinbouw. Deze proble men waren nog niet opgelost, toen de on derhandelingen werden afgebroken. De be sprekingen werden opgeschort omdat men het niet eens kon worden over het andere moeilijke agrarische onderwerp: de afzet van niet-tropische landbouwprodukten (granen, vlees, zuivelprodukten, suiker) uit Australië, Nieuw-Zeeland en Canada. Nog geen overeenstemming Engeland staat op het standpunt dat de vergrote E.E.G. op een ot andere wijze voor de komende jaren, maar ook voor daarna, garanties moet geven voor een rui me invoer van landbouwprodukten uit de bovenvermelde landen van het Britse Ge menebest. Dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Wie kan voorspellen hoe groot of hoe klein de invoerbehoefte van de E.E.G. in 1970 of 1975 zal zijn voor tarwe, gerst, boter, kaas, rundvlees enzovoort? En zal de E.E.G. hij haar invoer ook geen reke ning moeten houden met andere landen zo als de Verenigde Staten en Argentinië? Bij de onderhandelingen over dit probleem kwamen ook op tafel het toekomstig prijs peil van de grote landbouwprodukten in de E.E.G. en de financiering van het gemeen schappelijke landbouwbeleid. Dit zijn juist twee onderwerpen ten aanzien waarvan het in de E.E.G. tot nog toe niet mogelijk is gebleken tot duidelijke beslissingen op langere termijn te komen. De criteria voor de zgn. prijstoenadering zijn nog niet dooi de Europese Commissie uitgewerkt, laat staan dat de Ministerraad op dit terrein reeds beslissingen zou hebben getroffen! Men denke in dit verband slechts aan het Duitse standpunt, dat zijn prijzen van land bouwprodukten, vooral die van granen, niet verlaagd kunnen ot mogen worden. Wat de financiering van de gemeenschap pelijke landbouwpolitiek betreft was men het op 14 januari slechts eens kunnen wor den over de regeling voor de eerste drie jaar. liet was dan ook eigenlijk geen wonder dat de E.E.G.-landen het op deze punten on derling niet en zeker niet geheel eens kon den worden en ook dat een overeenstem ming met Engeland niet bereikt kon wor den. Wij willen hierbij nog aanstippen dat

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1962 | | pagina 25