miljoen, te vergelijken met ruim i mil
joen voor het boekjaar 1960. Tot een ver
betering van dit bedrijfsresultaat hebben
zowel bijgedragen de overschotten van de
interestrekening als de overschotten, die
werden behaald op de rekening sterfte- en
invaliditeitsrisico. De stijging van de inte
restrekening was mede het gevolg van de
stijging van het rendement der beleggingen,
dat toenam van 4,543% tot bijna 4,6%.
Het bedrijfsresultaat mag temeer verheu
gend worden genoemd, omdat de kosten
wederom sterk zijn gestegen. De onkosten
eigen rekening beliepen in 1961 een bedrag
van 1,7 miljoen, te vergelijken met 1,4
miljoen voor het boekjaar 1960. Deze stij
ging van het kostencijfer is verantwoord,
indien wij rekening houden met de groei
van de portefeuille en met de nieuwe we
derom sterk gestegen produktie. De kosten
stegen met nog geen 25%, terwijl de netto
vermeerdering van de portefeuille van de
individuele verzekeringen in 1961 27,4%
lag boven de netto-vermeerdering van
1960. Hierbij is rekening te houden met de
belangrijke uitgaven, die in het afgelopen
jaar werden gedaan voor de mechanisatie
van de administratie. In de loop van het
boekjaar werd overgegaan tot de aanschaf
van een eigen complete ponskaarteninstal
latie. Ten laste van de winst 1961 is nog een
extra reserve voor de verdere inrichting
van de gemechaniseerde administratie uit
getrokken tot een bedrag van 160.000,—.
Zoals hiervoor door mij reeds werd mede
gedeeld wordt verder voorgesteld om ten
laste van de winst 1961 wederom bedragen
uit te trekken voor de restitutie op in de
afdeling Jan-Truvenfonds verschuldigde
jaajpremies voorzover deze berekend zijn
op de voor 1958 geldende tarieven. Deze
voorgestelde restitutie beloopt wederom
10% van de desbetrellende verschuldigde
jaarpremies; daarmede is een bedrag ge
moeid van 266.306,—.
Voorts wordt voorgesteld om een bedrag
van 110.000,— te reserveren om de extra
uitkeringen aan pensioentrekkers, voorzo
ver deze nog niet geheel zijn gereserveerd,
te garanderen tot juli 1961. Daardoor kun
nen de oude pensioenen worden opgetrok
ken tot het peil van het index-cijfer voor
de kosten van levensonderhoud, zoals dit
gold in 1959. Indien w ij het index-cijfer
voor de kosten van het levensonderhoud
van 195 1 stellen op 100, zijn daarmede de
desbetreffende pensioenen gebracht op 118
te vergelijken met een indexcijfer van 59 in
het jaar 1944. Dit betekent derhalve een
verdubbeling van de pensioenen, die date
ren van 1944 en daarvoor. Met het bedrag,
dat thans is uitgetrokken voor de verho
ging van deze pensioenen, zijn de desbe
treffende toeslagen tot een bedrag van
100,— thans volledig gegarandeerd en de
bedragen daarboven tot 1 juli 1965. Voor
het volledig garanderen van deze toeslagen
na de aanvulling, die thans is voorgesteld,
zal in de toekomst nog een bedrag nodig
zijn van naar schatting 240.000,—. De
Raad van Commissarissen hoopt in staat
te zijn uit de winsten van de komende ja
ren de benodigde middelen te kunnen vin
den om de garantie van deze toeslagen vol
ledig te maken.
Ten slotte is ten laste van de winst een be
drag van 205.000,- uitgetrokken voor
bijschrijving ten gunste van de individuele
1091