tot stijgen in zit. Ook bij de spaarbanken is
een enquête gehouden. Daaruit kwam naar
voren, dat de stijging van de omloopsnel
heid vooral veroorzaakt wordt door het
toenemende girale gebruik van de spaarre
keningen. Van de inleggingen komt reeds
30% tot stand door bijschrijving over de
giro. Van de betalingen is dat 20%. Het
gaat hier voornamelijk om regelmatige in
leg van uitkeringen en salarissen. Zou het
meer gebruikelijk worden om spaarreke
ningen aan te wenden voor girale betaling,
dan zou de Nederlandsche Bank daartegen
over, zoals zij zegt, „niet onverschillig kun
nen blijven".
Wij kunnen dit zo uitleggen, dat de spaar
rekeningen dan ten dele hun oorspronke
lijke karakter zouden verliezen en enigs
zins het karakter van girorekeningen zou
den krijgen. Dan zou de Nederlandsche
Bank vermoedelijk strengere regels gaan
geven voor de bewaking van de liquiditeit
en de solvabiliteit van de spaarinstellingen.
Voor onze boerenleenbanken moet dit een
aansporing zijn om de zuiverheid van de
spaarrekeningen zo goed mogelijk te bewa
ken. In bepaalde gevallen kan dit bijvoor
beeld betekenen, dat men de rekeninghou
der wijst op de mogelijkheden van een lo
pende rekening bij de bank; in andere ge
vallen kan een bankdeposito de aangewezen
oplossing zijn.
De Nederlandse economie in 1961
In het algemene gedeelte van zijn jaarver
slag geeft de President te kennen, dat hij
nogal somber is gestemd over de economi
sche gang van zaken. Hij baseert zich daar
bij vooral op twee gebeurtenissen in het
verslagjaar, die van zeer ingrijpende aard
zijn geweest, namelijk de revaluatie en de
invoering van de 45-urige werkweek. Deze
laatste kwam veel sneller tot stand dan was
bedoeld en betekende in feite een arbeids
tijdverkorting van circa 6°/o.
Het effect van beide gebeurtenissen te sa
men was een kostenverhoging van onge
veer 12 V20/0 hij afzet in het buitenland. Wat
belangrijker is, daarmee werd de arbeids-
kostenverhoging, die in de meeste andere
landen heeft plaatsgevonden, overschreden.
Bovendien was de mannelijke arbeidsreser
ve begin 1961 minder dan 1V20/zodat de
beschikbare marge voor produktie-uitbrei-
ding zeer gering is.
Dr. Holtrop verwacht in 1962 een verdere
stijging van de arbeidskosten per eenheid
produkt, omdat de late jaren van een hoog
conjunctuur geen belangrijke produktivi-
teitsstijging te zien plegen te geven. Een
expansie van de consumptieve vraag over
weegt, doch de investeringen worden ge
remd door de verminderde winstcapaciteit.
Meer en meer bedrijfstakken vertonen, in
ternationaal gezien, een teveel aan produk-
tiecapaciteit. Het verslag wijst dan ook op
twee gevaren, nl. overbesteding - doch de
ze verwacht men vrij goed te kunnen be
teugelen - en verlies van voldoende con
currentievermogen.
werklozen plus arbeiders op aanvullende werken.
1097