voorschriften voor leningen op korte ter mijn had opgeheven. Het gevolg was, dat de gemeenten lenin gen gingen opnemen op korte termijn, vooral kasgeldleningen, ter dekking van kapitaaluitgaven. Het is natuurlijk een ge heel onjuiste handelwijze, op korte ter mijn opgenomen gelden vast te leggen in kapitaaluitgaven waaruit zij eerst op lange termijn weer vrij komen. In de ge schetste omstandigheden stond de ge meenten echter geen andere weg open. De beschreven gang van zaken leidde ten slotte tot geheel scheve financiële verhou dingen. Had de netto-vlottende schuld van de gemeenten in juni 1956 nog het normale peil van 275 miljoen, aan het einde van 1957 was dit opgelopen tot meer dan 2 miljard. Op dat moment betaalden de gemeenten voor kasgeld leningen op drie maanden tot 7°/o rente, terwijl de obligatierente 6°/o bedroeg. De regering greep in door nieuwe investerin gen van gemeenten slechts toe te staan indien financiering op lange termijn was verzekerd en door de gemeenten toe te staan leningen boven het rentegamma af te sluiten met de Bank voor Nederland- sche Gemeenten. Het kwam er dus op neer, dat deze Bank de enige instantie werd, waar de gemeenten nog aan lang lopende leningen konden komen. De Bank kwam dan ook in de jaren, die nu volg den, regelmatig in de markt om de hier voor benodigde gelden aan te trekken, terwijl zij in het begin van deze periode werd geholpen door voorschotten uit de schatkist ten bedrage van ruim 500 mil joen. Sinsdien is de kapitaalmarktrente geleide lijk gedaald tot goed 4"/», een tarief waar tegen de gemeenten binnen de perken van het rentegamma weer gelden op de pu blieke kapitaalmarkt kunnen opnemen. Zou de rentevoet weer stijgen tot boven het peil van het rentegamma, hetgeen niet ondenkbaar is, dan zou een herhaling van de gebeurtenissen uit 1956—1957 uitge sloten zijn. Dit neemt niet weg dat hand having van het rentegamma ongewenst is, omdat dit enerzijds de stijging van de ka pitaalrente toch niet kan voorkomen, ter wijl het anderzijds de gemeenten op een in de grond willekeurige wijze de toegang tot de publieke kapitaalmarkt onmogelijk maakt als de rente stijgt. Het onlangs ingediende wetsontwerp moet het mogelijk maken het rentegamma af te schaffen en wel door de beheersing van de kapitaalvraag van de lagere over heid te leggen, niet hij de ingang tot de kapitaalmarkt, maar hij de goedkeuring van de kapitaaluitgaven. Het doel is dus gedeeltelijk hetzelfde als dat van het ren tegamma, namelijk de beheersing van de omvang van de gezamenlijke vraag naar kapitaal van de publiekrechtelijke licha men, met inbegrip van de gemeenten, wanneer dit op conjuncturele of mone taire gronden gewenst is. Het andere doel is, de gezonde financiering van kapitaal uitgaven van de afzonderlijke publiek rechtelijke lichamen te bevorderen. De in het wetsontwerp neergelegde nieu we regeling gaat er van uit, dat kredieten voor nieuwe kapitaaluitgaven niet beho ren te worden gevoteerd als de financie ring op lange termijn nog niet is ver- 998

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1962 | | pagina 8