Aantekeningen bij de statistische gegevens In de maand februari gaven de creditgelden bij dc boerenleenbanken een stijging te zien van 17 mil joen. Dit bedrag resulteerde uit een stijging van bijna 20 miljoen voor rekening van de spaargelden en een daling van het tegoed van de lopende rekeninghouders, tengevolge van seizoenmatige factoren, met 3 miljoen. Dc aanwas is geheel ten goede gekomen aan de uitstaande voorschotten en kredieten. De voorschot ten stegen in de afgelopen maand van 808 miljoen tot 820 miljoen, terwijl de kredieten in rekening courant toenamen met 5 miljoen. Betreffende de besparingen kunnen de traditionele spaarinstellingen over de afgelopen twee maanden tevreden zijn. Bij alle spaarinstellingen was het spaaroverschot hoger dan in de eerste twee maanden van het vorig jaar. Het hoogste spaaroverschot werd relatief behaald door de R.P.S. Bij deze instelling werd bijna io° meer gespaard dan in de overeenkomstige periode van het vorig jaar. Hierna volgen de boerenleenbanken, aangesloten bij de Centrale Bank te Utrecht met ruim y"Bij de Eindhovense boerenleenbanken werd evenals bij de bondsspaarbanken, bijna 40 meer gespaard dan vorig jaar. Het achterblijven van deze twee laatste instellingen meet echter gezien worden, als een reactie op het ongewoon hoge spaaroverschot van het vorig jaar. In vergelijking met het spaarresultaat van dc maan den januari en februari 1960 werd er bij dc Eindhovense boerenleenbanken en de bondsspaarbanken in 1961 ruim 40% meer gespaard. Bij de R.P.S. en de groep Utrecht waren deze percentages respectieve lijk 15 en 18, dus lang niet zo hoog. Opmerkelijk is het, dat in de maanden januari en februari de stortingen bij de Eindhovense boerenleen banken in vergelijking met de stortingen van de eerste twee maanden van het vorig jaar relatief het sterkst zijn gestegen van alle spaarinstellingen. Bij deze organisatie werd in 1962 15° 0 meer gestort dan in de overeenkomstige periode van het vorig jaar. Bij de overige spaarinstellingen bedroeg dit percen tage respectievelijk 18 voor de Utrechtse banken, 9 voor de bondsspaarbanken en 6 voor de R.l'.S. Ook dc terugbetalingen bij de beide groepen boerenleenbanken waren relatief hoger dan bij de R.P.S. en de bondsspaarbanken. Bij de groep Eindhoven werd 19% meer opgenomen dan in de eerste twee maanden van 1961, terwijl bij de groep Utrecht 18% meer werd terugbetaald. Bij de bondsspaarbanken en de R.P.S. bedroegen deze percentages respectievelijk 10 en 4.. In de maand maart werd volgens de voorlopige cij fers bij onze boerenleenbanken 80 miljoen gestort en 68,5 miljoen terugbetaald, zodat een spaaroverschot resulteerde van 11,5 miljoen. Bij de groep Utrecht bedroeg het spaarresultaat 15,2 miljoen en bij de R.P.S. 18,1 miljoen. 1034

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1962 | | pagina 44