provisiemarge toenam van 1,7 miljoen
tot 2 miljoen.
Daarmee kwam de gehele rente- en pro
visiemarge van 18,5 miljoen in 1960 op
21,8 miljoen in 1961, een toeneming
derhalve van 3,3 miljoen, of bijna 18%.
Bedrijfskosten en afschrijvingen
Uit de rente- en provisiemarge moest al
lereerst een bedrag van 11,9 miljoen
aan bedrijfskosten worden gedekt. De
grootste post in dit bedrag wordt ge
vormd door de salarissen en sociale las
ten van het personeel. Deze post is nog
niet nauwkeurig bekend; hij kan echter
gesteld worden op ongeveer 7,6 mil
joen, tegenover 6,3 miljoen in het voor
afgaande jaar. Hierin weerspiegelt zich de
voortgaande verbetering van de arbeids
voorwaarden bij de boerenleenbanken en
de uitbreiding van het personeel. Op 31
december waren er bij de aangesloten
banken rond 1400 personen werkzaam,
waaronder 900 mannelijke en 500 vrou
welijke personeelsleden.
De afschrijvingen op onroerende goede
ren en inventaris bedroegen in 1961 3,6
miljoen, vergeleken met 2,9 miljoen in
1960. Dit is een stijging van maar liefst
24" 0. De afschrijvingen vormen dan ook
reeds sinds ongeveer vijf jaar de sterkst
toenemende post op de resultatenrekenin
gen van onze boerenleenbanken. De grote
bouwactiviteit in onze organisatie komt
er duidelijk in tot uiting. De talrijke nieu
we gebouwen, die de plaatselijke banken
in de laatste jaren hebben gesticht, ver
eisen een steeds hoger bedrag aan afschrij
vingen. Daarnaast leidt ook de aanschaf
fing van kantoormachines voor de mecha
nisatie van de administratie tot hogere
afschrijvingen.
Een illustratie van wat er op dit gebied
gaande is vormt het feit, dat de afschrij
vingen van de gezamenlijke boerenleen
banken in 1955 nog slechts 234.000 be
droegen. In zes jaar tijd zijn zij dus opge
lopen tot het vijftienvoud van dit bedrag.
De vraag rijst, of de bedrijfsopbrengsten
deze sprongsgewijs stijgende kosten kun
nen dragen. Tot heden toe is dat inder
daad het geval geweest. Nemen we de
winst, die overblijft na afschrijving doch
vóór reservering, dan zien we dat die in
het verslagjaar weer gestegen is en wel
van 5,7 miljoen tot 6,3 miljoen. De
cost gaat ook hier voor de baet uit: eerst
moet men bouwen en pas daarna kan men
verwachten er meer klanten mee te trek
ken en de omzet te vergroten. Als men
het bovengenoemde bedrag van de winst
na afschrijving beziet, blijkt echter wel
dat de baet al ruimschoots binnenkomt.
Reservering en netto-winst
Van de winst werd in totaal 1,5 miljoen
opzij gelegd ter versterking van diverse
reserves, de statutaire reserves niet daar
onder begrepen. Het is aan te nemen, dat
hieronder een flink bedrag voor toevoe
ging aan de bouwreserves is opgenomen;
dit wordt echter op de ingezonden balan
sen niet gespecificeerd. Voor toekomstige
betaling van belastingen werd eveneens
1,5 miljoen gereserveerd. Beide reser-
veringsposten bedroegen in 1960 1,4
1002