het verschil tussen rentebaten en rente
lasten. Aan de ene kant stegen de rente
baten mate 10,7 miljoen uit hoofde van
de groei der uitzettingen; aan de andere
kant stegen de rentelasten met 7,7 mil
joen door de aanwas van toevertrouwde
middelen. Er resteerde dus een rentemar
ge, die 3 miljoen hoger was dan het jaar
tevoren, namelijk 19,8 miljoen.
Deze rentemarge is voor een bankinstel
ling die haar hoofdtaak vindt in de uit
zetting van gelden op lange en middel
lange termijn, de kern van de zaak. Een
bank die haar gelden voornamelijk op
korte termijnen verstrekt, zal het voor
een veel groter deel moeten hebben van
de provisie, die zij haar cliënten in reke
ning brengt. Onze boerenleenbanken zijn
echter van het eerstgenoemde type: de
rentemarge is verreweg hun belangrijkste
bron van inkomsten. Alle kosten moeten
daaruit worden gedekt en de reserves
moeten eruit worden versterkt. Daarom
is het verheugend, dat de rentemarge van
de gezamenlijke aangesloten banken in
1961 weer zodanig is toegenomen dat zij
deze tweevoudige bestemming kon ver
vullen.
De toeneming van rentebaten enerzijds
en rentelasten anderzijds loopt ongeveer
parallel met de stijging van uitzettingen
en toevertrouwde middelen. Grote wijzi
gingen in de ontvangen of betaalde rente
tarieven hebben zich in het algemeen niet
voorgedaan. De rentelasten zijn iets zwaar
der geworden door de invoering van het
beleggingsboekje maar doordat deze pas
in augustus 1961 haar heslag kreeg, had
zij nog slechts ten dele invloed op de re
sultaten over dat jaar. Enkele van de aan
gesloten banken hebben zich door de toe
genomen concurrentie gedwongen gezien
hun rentetarieven voor spaargelden over
de hele linie te verhogen. Op het totaal
werkt een en ander zich uit in een per
centuele stijging van de rentelasten, die
iets hoger was dan de percentuele aanwas
van de toevertrouwde middelen. Deze on
gunstige kant van de ontwikkeling werd
echter meer dan goedgemaakt door de
reeds gesignaleerde relatieve vergroting
van de eigen uitzettingen ten opzichte van
de toevertrouwde middelen.
Aan de batenzijde is de ontvangen rente
op voorschotten het meest toegenomen,
in overeenstemming met de sterke stij
ging van uitstaande voorschotten. Ook de
rente van kredieten in lopende rekening
is aanzienlijk hoger geweest dan in het
voorafgaande jaar. De renteopbrengst van
effecten is veel minder toegenomen, door
dat de effectenportefeuille bij de bestaan
de grote financieringsbehoeften in de
kring van de boerenleenbanken slechts een
geringe uitbreiding onderging. Het gerin
gere aandeel van de effectenbelegging in
de uitzettingen accentueert het karakter
van kredietinstelling, dat onze boerenleen
banken eigen is, in onderscheid bijvoor
beeld met de spaarbanken, die meer het
karakter van beleggingsinstituut hebben.
Hoewel de provisie-ontvangsten, zoals ge
zegd, in onze organisatie veel minder be
tekenis hebben dan de rentebaten, brach
ten zij in 1961 toch altijd nog 2,3 mil
joen in het laatje. Dat is 300.000 meer
dan in 1960. De betaalde provisiën bedroe
gen in beide jaren 300.000, zodat de
1001