Algemene indruk Goed geboerd in 1961 Zoals wij nog in het vorige nummer van de Maandelijkse Mededelingen konden melden, hebben onze boerenleenbanken het dit jaar gepresteerd, nog vóór halt maart hun balansen en verlies- en winst rekeningen bij de Centrale Bank in te le veren, zonder enige uitzondering. Som mige banken hebben daarbij hulp gehad van de Inspectiedienst van de C.C.B.; de meeste hebben het op eigen kracht ge daan. Op de Centrale Bank is in hoog tempo geteld, geponst en getabelleerd om al deze gegevens te verwerken. Thans liggen de getotaliseerde bedrijfsresultaten van de gezamenlijke aangesloten boerenleenban ken voor ons. Zij dragen natuurlijk nog in zekere mate een voorlopig karakter, want de controle, die erop is toegepast, kon in de gegeven omstandigheden nog niet diepgaand zijn. Toch verschaffen deze cijfers een betrouwbare indruk van de bedrijfsresultaten in 1961. In de bij gaande tabel vindt men een samenvatting van de resultatenrekening. De indruk die deze tabel maakt is alles zins gunstig. Wij kunnen rustig zeggen, dat de boerenleenbanken in het afgelopen jaar wederom goed geboerd hebben, zoals het in de volksmond heet. Daarmee werd de gunstige ontwikkeling, die al sedert een tiental jaren het kenmerk van onze organisatie was, voortgezet. De voornaam ste drijvende kracht achter deze ontwik keling is gelegen in de grote vraag naar krediet, waaraan de boerenleenbanken op bekwame wijze tegemoet zijn gekomen. Daartoe werden zij in staat gesteld door de ruime toestroming van middelen, die zij echter ten dele door hun propaganda, service en bouwactiviteit zelf hebben ver wekt. In bijna elk jaar van de genoemde periode is het totaal van de uitzettingen procen tueel meer toegenomen dan het balans totaal. Ook in 1961 was dat weer het ge val. Nemen we het balanstotaal met in begrip van bijgeschreven rente, dan nam het aandeel van de eigen uitzettingen daar in toe van 47,5°/o aan het einde van 1960 tot 48,5% aan het einde van 1961. Daar tegenover stond uiteraard een tegenge stelde beweging van de bij de Centrale Bank aangehouden gelden; hun aandeel in de balanstelling daalde van 49,5% tot 48%. Rente en provisie Deze gunstige ontwikkeling in de balans- verhoudingen leidde in het afgelopen jaar tot een toeneming van de rentemarge, d.i. 1000

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1962 | | pagina 10