Het landbouwkrediet
in deze tijd
In bet biervóór besproken eerste nummer
van Landbouw Nu" is een artikel van on
ze wetenschappelijke adviseur, professor
Bosman, in enigszins verkorte vorm opge
nomen. Wij laten hieronder dit artikel vol
gen op de wijze, waarop bet oorspronke
lijk was bedoeld. Het doet ons genoegen,
dat de moderne ontwikkeling van de boe
renleenbank langs deze weg onder de ogen
van een zeer breed publiek is gebracht.
Het vraagstuk, waarvoor de landbouw in
Nederland en andere landen staat, kan het
best worden gekarakteriseerd als de nood
zaak om arbeid door kapitaal te vervangen.
Dat kapitaal kan onder evenwichtige ver
houdingen slechts worden gevormd door
besparingen. Aldus kan het algemeen eco
nomische probleem van de vervanging van
arbeid door kapitaal worden herleid tot een
financieel-technisch probleem: het aantrek
ken door de agrarische ondernemers van
voldoende besparingen, teneinde tot de
noodzakelijke structuurveranderingen te
kunnen overgaan. En niet alleen dienen er
voldoende spaargelden te worden aange
trokken, zij moeten ook beschikbaar wor
den gesteld op een termijn en in een vorm,
die is aangepast aan de eigen behoeften van
land- en tuinbouw.
De agrarische sector van onze volkshuis
houding heeft zich steeds voor een belang
rijk deel kunnen financieren met behulp
van eigen vermogen en van door familie
leden verstrekte leningen. Daarnaast was
er steeds de noodzaak om een beroep te
doen op financiële instellingen. Onder die
instellingen nemen de boerenleenbanken-
raiffeisenbanken de belangrijkste plaats in.
Elders is dat niet steeds het geval; zo wordt
in Duitsland door een veelheid van instel
lingen in de behoefte aan landbouwkrediet
voorzien. In Nederland is de situatie zo, dat
institutionele beleggers en hypotheekban
ken wel deelnemen aan de verstrekking van
hypothecaire leningen aan de agrarische be
drijven, doch dat deze bedrijven zich voor
middellang en kort krediet in hoofdzaak
tot de gespecialiseerde landbouwkredietin
stellingen dienen te wenden.
Hel werkterrein van de boerenleenbank
liet valt op, dat de boerenleenbanken,
waarvan de eersten tegen het einde van de
19e eeuw naar Duits voorbeeld werden op
gericht, in de loop der jaren in verschillen
de opzichten hun oorspronkelijk karakter
hebben weten te behouden: nog steeds heb
ben zij een coöperatieve vorm en beperken
zij hun werkterrein tot het gebied van een
gemeente of een deel daarvan. Daardoor
kunnen zij gebruik maken van de grote
plaatselijke deskundigheid van de beheer-
95: