landsche Bank aan te houden. Met het in luiden der nieuwe periode is aan de ruimte op de geldmarkt een abrupt einde gekomen. Op 26 februari werd dan ook aanleiding ge vonden het „officiële" percentage voor de callgelden te verhogen van ::'4 tot i°/o. Hier tegen werd echter geen geld aangeboden. Twee dagen later ging de callrente weer metV/'/o omhoog tot iV4°/o om op 12 maart met een half punt te worden ver hoogd tot T/4°/o. De Schatkist tempert de conjunctuur Op 23 februari verscheen het prospectus van de nieuwe 300 miljoen Staatslening 1962. Deze staatslening werd zeker niet op de kapitaalmarkt gelanceerd ter financie ring van overheidsbetalingen. Dat het Rijk op het ogenblik niet om fi nancieringsmiddelen zit te springen blijkt wel uit het omvangrijke tegoed dat zij bij de Nederlandsche Bank heeft. Dit beweegt zich reeds enige tijd rond de 800 miljoen. En bijzondere schatkistverplichtingen staan voor de eerstkomende tijd niet op het pro gramma. De Minister van Financiën had trouwens reeds in de Miljoenennota van vo rig jaar september verklaard, dat hij in 1962 geen openbare leningen nodig zou hebben om de Rijksuitgaven te dekken. Het tekort op de gehele dienst van de Rijksbegroting werd toentertijd geschat op een bedrag van ongeveer 275 miljoen. Inmiddels zijn er geen nadere gegevens bekend geworden, waaruit zou blijken dat het tekort aanmer kelijk groter zal uitvallen. Het Rijk beschikt echter reeds op andere wijze over meer dan genoeg middelen om 976 dit tekort te dekken, en wel op de zgn. voor- inschrijfrekeningen, die bepaalde pensioen fondsen van de overheid zelve hij de Schat kist aanhouden, en waarop zij hun overtol lige gelden storten in afwachting van de mogelijkheid om op staatsleningen in te schrijven. Daarvandaan ook de naam „voor- inschrijfrekeningen". De stortingen op deze rekeningen zijn vooraf vrij nauwkeurig te voorspellen, omdat zij grotendeels samen hangen met betalingen van premies, die van te voren vaststaan. Welnu, in de Miljoenennota verklaarde de Minister, dat er in 1962 meer dan 275 mil joen op de voorinschrijfrekeningen gestort zou worden, en dat hij dus geen beroep op de open kapitaalmarkt zou hoeven te doen. Dat hij nu toch met een lening komt, vindt zijn verklaring in de wens van de regering om de al te hoog stijgende golven van de conjunctuur te kalmeren. Want het geld, dat de Schatkist met deze lening binnen krijgt, wordt, naar men moet aannemen, niet meer uitgegeven. Het wordt aan de geldomloop onttrokken bijvoorbeeld door schuldaflossing aan het buitenland. Komen er tijden waarin het getij keert en de econo mische activiteit een ongewenste teruggang zou gaan vertonen, dan kan weer in tegen gestelde richting worden geageerd, name lijk om de activiteit van het bedrijfsleven aan te wakkeren. Dit was niet de eerste keer, dat de Staat met een dergelijke lening op de markt komt. Ook de drie staatsleningen in 1960 en de twee in 1961 uitgegeven hadden overwe gend het karakter van zogenaamde con junctuurleningen. Dit neemt niet weg dat met deze conjunctuurlening gestreefd

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1962 | | pagina 30