Boerenleenbanken en
handelsbanken in 1961
In het februari-nummer hadden wij reeds
gelegenheid U in te lichten omtrent de gang
van zaken bij de boerenleenbanken van on
ze eigen organisatie. Inmiddels zijn de ge
gevens over het gehele landbouwkrediet
wezen in ons land bekend geworden, als
mede over de totaliteit van de voornaamste
handelsbanken, 32 in getal, die te samen
meer dan 90% van de kredietverlening
door Nederlandse handelsbanken voor hun
rekening nemen.
Relatief krachtige groei van het
landbouwkrediet
De balanstelling van het gezamenlijke land
bouwkrediet beliep op 31 december 1961
5.893 miljoen, terwijl de balansen van de
bedoelde representatieve groep handels
banken in totaal ruim het dubbele bedrag
bereikten, namelijk 12.006 miljoen. Des
te opmerkelijker is het, dat de toeneming
van de balanstotalen bij deze twee belang
rijke groepen kredietinstellingen veel min
der uiteenliep. Namen de balansen van het
960
landbouwkrediet gedurende 1961 in totaal
toe met 728 miljoen, bij de handelsban
ken was de groei met 842 miljoen niet
veel groter, als men het grote verschil in
positie in aanmerking neemt.
Dit betekent niet, dat de groei van de acti
viteiten der handelsbanken maar zwak is
geweest, doch eerder dat de boerenleen
banken een bijzonder krachtige groei heb
ben vertoond. Uitgedrukt in procenten van
het balanstotaal aan het begin van het jaar,
nam de omvang van het landbouwkrediet-
wezen in 1961 toe met niet minder dan
14°/o. De handelsbanken namen in omvang
toe met 7,5%, een percentage dat er zijn
mag, maar dat toch wat afsteekt tegen het
hoge groeitempo van de boerenleenban
ken.
Ilierin komt een structurele verschuiving
in het Nederlandse kredietwezen tot uiting.
De boerenleenbanken ontwikkelen zich
meer en meer tot algemene banken voor
kleine bedrijven en particulieren, waarbij
financieringsfaciliteiten worden verstrekt
bij wijze van krediet in lopende rekening
en van leningen met looptijden, die varië
ren van een jaar of minder tot dertig
jaar. Daarnaast profiteren zij van het gun
stige spaarklimaat, dat de laatste jaren in
ons land heerst, en waarin alle spaarinstel-
lingen heter dan ooit gedijen. I Iet een
hangt trouwens met het ander samen.
De middelen vloeiden ruim
Spaargelden vloeiden in 1961 weer in rui
me mate aan de landbouwkredietinstellin
gen toe. Met inbegrip van de bijgeschreven
rente over 1960 bedroeg de aanwas 594
miljoen. Ook de handelsbanken kregen