ting van volledige vrijmaking van handel
en verkeer.
liet verdrag trad in werking op i januari
1957. Op 31 december 1961 waren er dus
vier jaren verstreken en zou de eerste etap
pe beëindigd en de tweede begonnen kun
nen worden. Deze overgang kon echter
volgens het verdrag niet automatisch
plaats hebben; het verdrag zegt, dat de
Raad van Ministers het besluit daartoe zou
moeten nemen. Voorts eist het verdrag dat
de doeleinden van de eerste etappe, althans
naar het wezenlijke van hun inhoud geno
men, ook zouden zijn bereikt. Anders had
het geen zin, de eerste etappe te beëindi
gen. Zou een lid van de Raad het wezen
lijke van deze doeleinden niet bereikt ach
ten, dan zou de overgang worden uitge
steld voor tenminste een jaar.
Wat er aan het einde van dat jaar dan weer
had moeten gebeuren, hoeven wij hier niet
te bespreken, omdat de Raad er gelukkig in
geslaagd is, op het allerlaatste moment nog
overeenstemming te bereiken over de be
slissingen die nodig waren ter vervulling
van de vereisten van het verdrag.
De uitdrukking „op het allerlaatste mo
ment" heeft hier wel een heel speciale be
tekenis. In feite zijn de ministers namelijk,
zoals de kranten ons verteld hebben, niet
voor Oudjaar 1961 tot overeenstemming
gekomen. Zij hebben er toen iets op gevon
den dat men, met alle eerbied aan een zo
hoog gezelschap verschuldigd, toch niet
anders dan een foefje zou kunnen noemen.
Zij hebben de zitting op oudejaarsdag niet
beëindigd zij hebben de zitting geschorst.
Na Nieuwjaar zijn ze weer bijeengekomen,
niet om een nieuwe zitting te beginnen,
maar om de zitting van 3 1 december voort
te zetten.
Alle tijdens deze „gerekte" zitting tot stand
gekomen besluiten worden nu geacht te
zijn genomen op 31 december 1961. Dat
wil dus zeggen, dat zij terugwerkende
kracht hebben gekregen tot 1 januari 1962.
Men zou zich kunnen afvragen, waarom er
toch zoveel belang wordt gehecht aan die
overgang naar de tweede etappe? Men zou
kunnen menen, goed, als we nu niet met die
tweede etappe kunnen beginnen, dan moe
ten we er een jaar op wachten, maar is dat
zo erg? liet belang van de overgang is in
derdaad groter dan het op het eerste ge
zicht lijkt.
Het is in het bijzonder de overgang van de
eerste naar de tweede etappe meer dan
die van de tweede naar de derde welke
belangrijke gevolgen heeft voor de werking
van de organen van de Gemeenschap. Niet
dat zij nieuwe organen zou doen ontstaan
of veranderingen in de taken van de be
staande organen zou meebrengen. Wat dat
betreft, blijft alles hij het oude.
Wat niet hij het oude blijft, is echter de
wijze waarop besluiten in de Raad van Mi
nisters tot stand komen. Tijdens de eerste
etappe kon de Raad slechts besluiten ne
men, als alle ministers het volledig eens wa
ren: voor elk besluit was eenstemmigheid
vereist. Voor de tweede etappe bepaalt het
verdrag echter, dat de Raad op bepaalde
gebieden reeds besluiten kan nemen, zo
dra een meerderheid ervoor is, al moet dat
dan ook een grote meerderheid zijn. In elk
geval is het nu niet meer mogelijk, dat één
lid beslissingen op deze punten tegenhoudt
door er zijn stem aan te onthouden.
911