vroeger buiten hun bereik lagen. Doch deze groepen moesten attent gemaakt worden op datgene, wat binnen hun be reik kwam te liggen. Zij moesten „be werkt" worden. En deze „bewerking" vindt thans met alle mogelijke middelen plaats. Wij behoeven de dagbladen met hun advertentie-pagina's niet te noemen, evenmin de geïllustreerde weekbladen. In ons goede land kent men nog niet de reldame via radio en televisie. Hoevelen zien echter met verlangende ogen uit naar het moment, waarop zij ook deze media kunnen gaan benutten? De reklame blijkt zich in nauwelijks 15 jaar te hebben ontwikkeld van iets „waar men wel eens wat aan moet doen" tot een wetenschap. In de Verenigde Staten om ringen de grote reklame-bureaus zich met een staf van psychologen, die alle midde len benutten, om de massa te beïnvloeden, middelen die Vance Packard brachten tot het schrijven van zijn boek „Verborgen verleiders". Zover is men in Nederland nog niet. Toch wordt ook hier de krant (die U niet kunt missen, geen dag) lang zamerhand voor meer dan de helft gevuld met advertenties. Ook hier worden kapita len besteed aan reklame. De „bekende gloeilampenfabriek in het zuiden van het land" b.v. geeft f. 100.000.000,— aan re klame uit. Onze nationale K.L.IY1. doet het wat min der, maar f. 20.000.000,— per jaar mag er toch nog zijn. Al met al kan gesteld wor den, dat wie iets te verkopen heeft in onze tijd zijn artikel onder de aandacht moet brengen. Op welke wijze dit gebeurt is mede de taak van zijn reklame-adviseur. Maar dat hij van zich moet laten horen, staat buiten kijf. Iloe is nu de situatie in het bank-bedrijf ten aanzien van de reklame? Het mag al gemeen bekend verondersteld worden, dat nauwelijks ro jaar terug bank-bedrijf en reklame twee begrippen waren, die niet samengingen. Een bank was een instelling, een bepaalde categorie van ons volk voorbehouden. De getraliede ramen vormden een symboli sche afwijzing van de massa. Het binnen gaan van de tempels van het kapitaal stem de tot schroom en eerbied. In de duistere hal werd op fluistertoon gesproken tegen klerken, die op hun tenen rondgingen, om de serene rust niet te verstoren. De Bank was een rots van gedegen betrouwbaar heid. Hier paste geen kwinkslag. Het luid gesproken woord deed aan als heiligschen nis. De na-oorlogse ontwikkeling liet ech ter deze tempels evenmin onberoerd als zij zovele gevestigde gewoonten onaange tast heeft gelaten. Het Bankwezen kwam tot de ontdekking dat, wilde men blijvend en in voldoende mate voorzien in de vraag naar kapitaal, men niet meer kon volstaan met de dunne bovenlaag van beleggers van voorheen. Men begreep, dat men nieuwe bronnen moest aanboren. Toch werd slechts aarzelend een nieuwe weg ingesla gen. Met het plaatsen van advertenties trachtte men te bereiken dat de Bank gezien werd als een nuttige instelling voor velen. De tweede fase was de bouw van moderne kantoren, waar licht en lucht in de plaats kwamen van het halfduister van voorheen. 901

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1962 | | pagina 35