Geld- en Kapitaalmarkt
De jaarwisseling op de geldmarkt
De laatste maand van het jaar brengt
gewoonlijk grote spanningen met zich
mee op de geldmarkt. Zij worden teweeg
gebracht door de enorme geldopvragingen,
veroorzaakt door de bijna gelijktijdig op
tredende uitbetalingen van salarissen en
kerstgratificaties endoor de verhoogde uit
gaven verband houdende met de vele fees
telijke dagen, die in december op de kalen
der staan. In onze vorige beschouwing me
moreerden we echter enige factoren, die
deze verklappende invloed zouden mati
gen. Ter illustratie mogen we aanstippen,
dat de banken per 18 december een ruim
surplus op hun kasreserve hadden. Dit was
ontstaan, doordat zij vrijwel dagelijks méér
op hun rekening bij de Nederlandsche
Bank hadden gehad dan zij verplicht wa
ren. De som van deze „overschotten" was
op de genoemde datum opgelopen tot niet
minder dan f. 4 miljard. Begrijpelijk is dan
ook, dat tot het einde der toen lopende
898
kasreserveperiode voor de algemene
banken liep deze tot 22 december, voor
de spaar- en boerenleenbanken loopt zij
steeds gelijk met de normale maandwisse-
lingen de schaarste uitbleef.
Bij het aanbreken van de nieuwe kasreser
veperiode echter sloeg het klimaat ineens
om, doordat het gekweekte surplus niet
van de ene kasreserveperiode naar de vol
gende mag worden overgedragen.
De uitzetting der chartale circulatie was
toen nog in volle gang. Dit blijkt wel uit
de weekstaat van de Nederlandsche Bank
van 27 december, waarop de post „bank
biljetten in omloop" de recordstand aller
tijden van f. 5327 miljoen vertoonde,
f. 453 miljoen hoger dan op de laatste
weekstaat van 1960. Ondanks het feit, dat
de banken voor f. 54 miljoen een beroep
deden op de Nederlandsche Bank, daalde
hun gezamenlijk saldo op die datum tot
goed f. 100 miljoen beneden het vereiste
gemiddelde. Callgeld werd in die dagen
gedaan op 2^ en zelfs 3°/o. Op 22 decem
ber werd de officiële daggeldrcnte gesteld
op 1 J^o/o, dus 1/4% verhoogd. Op dit ni
veau kwam echter evenmin evenwicht tus
sen vraag en aanbod tot stand.
Het nieuwe jaar bracht echter al spoedig
enige welkome ontspanning als gevolg van
de snelle inkrimping van de bankbiljetten-
circulatie. Bovendien betaalde de Schatkist
op 2 januari circa f. 80 miljoen aan rente
en aflossing op de gevestigde en vlottende
staatsschuld. Ook verviel op dezelfde da
tum circa f. 160 miljoen aan schatkistpa
pier. Hiervan was echter een groot ge
deelte in de maand oktober reeds ver
vroegd verkocht aan de Nederlandsche