met de snelle industriële ontwikkeling in
deze provincie. Het aantal bedrijven in de
provincie speelt natuurlijk ook een rol.
Noord-Brabant en Limburg staan ook
volgens deze maatstaf hoog op de rang
lijst. In de periode 1952 tot en met 1960 is
namelijk per 1000 bedrijven boven drie
ha. een borgstelling gegeven voor 133 be
drijven in de N.O.P., voor 105 bedrijven
in Noord-Brabant en voor 56 bedrijven in
Limburg; daarna volgt Noord-Holland
met 44 bedrijven. Een mogelijke verkla
ring is verder nog het op jongere leeftijd
overnemen van het ouderlijk bedrijf. Het
beginnen als zelfstandig landbouwer is na
melijk in bijna 30% van het aantal geval
len de reden voor de aanvraag, terwijl bij
na 25% van de garanties wordt gegeven
aan landbouwers jonger dan 30 jaar. Een
verdeling van het aantal aanvragen naar
provincie, naar reden van aanvraag en naar
leeftijdsgroep zou ten aanzien van dit
punt wellicht verhelderend kunnen werken.
Naast de drie genoemde factoren zullen
wellicht nog andere oorzaken in het geding
zijn. Helaas is het uiterst moeilijk de be
tekenis van iedere factor afzonderlijk na
der te onderzoeken.
In de sector tuinbouw is het aandeel van
vrijwel alle provincies in 1960 ongeveer
gelijk gebleven aan het aandeel in de borg
stellingen sinds het begin der werkzaam
heden. De provincies Limburg en Zuid-
Holland vormen echter een uitzondering.
In deze gebieden ligt het zwaartepunt van
de activiteit in de sector tuinbouw. Ruim
41°/» van het in 1960 gegarandeerde be
drag is in Zuid-IIolland terechtgekomen
en ruim 2i°/o in Limburg. Hierna volgen
Noord-Holland met bijna 13%) en Noord-
Brabant met bijna 7%. Het aandeel van
Limburg is in 1960 zeer sterk toegenomen.
In het jaarverslag wordt begroot dat on
geveer de helft van de uitbreiding van de
oppervlakte glas met medewerking van het
Fonds tot stand is gekomen. Het aandeel
van Zuid-Holland is teruggelopen. Deson
danks wordt begroot dat in deze provincie
toch nog ongeveer 1 i°/o van de uitbreiding
van het glasoppervlak onder meer met ga
rantie van het Borgstellingsfonds is gefi
nancierd.
De lopende verplichtingen
Ultimo 1960 was het Borgstellingsfonds
garant voor ruim f. 40 miljoen in de sector
akker- en weidebouw en voor ruim t. 43
miljoen in de sector tuinbouw. De totale
garantie beliep ruim f. 85 miljoen bij een
eigen vermogen van bijna 1. 34 miljoen.
De baten uit het fondsvermogen, bestaan
de uit interest en koersverschillen van de
beleggingen, waren zodanig, dat in 1960
een saldo werd verkregen van rond
f. 1.690.000,—.
Aflossingen
Per saldo werd in de drie sectoren in het
jaar 1960 meer afgelost dan waartoe de kre
dietnemers verplicht waren. De gegevens
betreffende achterstallige aflossingen zijn
echter evenzeer interessant omdat hierbij
zeer waarschijnlijk de meeste toekomstige
schadeposten zijn. In totaal waren 13 19 kre
dietnemers ruim f. 1 miljoen achterstallig op
leningen met een oorspronkelijk gegaran-
886