Onze aandacht wordt gevraagd voor het congres van de Europese Landbouw-Bond De Europese Landbouw-Bond (Conlédéra- tion Europcenne de 1'Agriculture, C.E.A.) hield van 23—28 oktober zijn dertiende congres te Baden-Baden. De deelnemers aan dit congres, verdeeld over zes com missies, hielden zich bezig met verscheide ne belangrijke onderwerpen. Voor de eerste commissie, die over land bouwpolitiek en landbouweconomie sprak, had de heer ir. S. Herweijcr, directeur van de Cultuurtechnische Dienst, een rapport opgesteld over „Landbouwstructuur en re gionale landbouwpolitiek", waarnaast de heer L. Oteyza, uit Spanje, speciaal de be sprekingen van agrarische verbeteringen in de Europese ontwikkelingsgebieden had voorbereid. Jammer genoeg was ir. Her weijcr verhinderd, persoonlijk ter verga dering aanwezig te zijn, zodat hij niet aan de discussie kon deelnemen. In de tweede commissie kwamen techni sche kwesties ter sprake, in de derde de landbouwcoöperatie, terwijl de vierde commissie sociale vraagstukken aansneed, de vijfde inging op de bosbouw en de zes de op enkele economische aspecten van de tuinbouw. Er was veel belangstelling voor dit con gres. Niet minder dan 400 deelnemers wa ren er aanwezig. Verderop in dit nummer gaan we nader in op het besprokene in de derde commissie. Als leidraad voor de besprekingen in deze commissie fungeerden drie rapporten, in gediend door de heren A. Patier, uit Frank rijk, V. van Rompuy, uit België en drs. J. Coenen, uit Nederland. Als uitgangspunt voor hun rapporten had den de rapporteurs genomen de toenemende drang naar integratie in de zin van aaneen sluiting tussen bedrijven in handel, indus trie en landbouw. Voor die aaneensluiting zijn zwaar wegende economische motie ven aan te voeren. Niettemin is het zaak voor de landbouw te zorgen, dat hij zich, populair gezegd, niet laat ondersneeuwen. Het is voornamelijk deze kant van de zaak, die de deelnemers aan de derde commissie bezighield en die de lezer dan ook in dit nummer besproken zal vinden. Daarbij hebben wij de meeste aandacht besteed aan het rapport van drs. Coenen, omdat dit, zoals begrijpelijk is, het beste aansluit bij de stand van zaken in Nederland. 839

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 3