den met de handtekeningen van de direc
teur en een bestuurslid.
Kassiersproblemen
i. Blijkens de tekst van de onderhandse
aktenbetrekking hebbende op de zeker
heidseigendommoeten deze door alle be
stuursleden worden getekend. Ingeval de
leden van het bestuur verspreid wonen kost
het veel tijd om de handtekeningen op het
stuk te verkrijgen. Daardoor kan de regis
tratie van deze akten ernstig worden ver
traagd. Kan ten aanzien van deze akteti
gelden artikel 24 Statutenwaarbij is 'be
paalddat de bank gebonden is door de
handtekening van de directeur en eert an
der bestuurslid?
De tekst van de betrokken onderhandse ak
ten is inderdaad zodanig gesteld, dat alle be
stuursleden zouden moeten tekenen. Indien
daartegen geen overwegende bezwaren be
staan, verdient volledige ondertekening
dan ook de voorkeur. Evenwel is ook op
onderhandse akten de bepaling van arti
kel 24 Statuten toepasselijk en dus kan,
indien daartoe aanleiding is, volstaan wor-
862
2. Indien de zekerheid voor een krediet
in lopende rekening bestaat uit borgtocht,
heeft dan het overlijden van een borg ook
gevolgen voor het verdere gebruik van het
krediet door de kredietnemer, m.a.w. val
len disposities na het overlijden van de
borg, waardoor een debetsaldo ontstaat of
groter wordt, toch onder de borgtocht?
Bij het aangaan van de borgtochtverplich
ting heeft de borg zich garant gesteld voor
de nakoming door de kredietnemer van
de verplichtingen, die voortvloeien uit de
gebruikmaking van het in het kredietcon
tract overeengekomen krediet.
Bij overlijden van de borg gaat de borg
tochtverplichting in volle omvang op
de erfgenamen over. Dit betekent derhal
ve, dat de kredietnemer op dezelfde wijze
als vóór het overlijden van de borg op de
rekening kan blijven trekken zolang de
schuld op de rekening nog niet het maxi
maal toegestane bedrag heeft bereikt. Na
het overlijden van de borg blijven voorts
alle overige bedingen van het contract van
kracht, ook tegenover de erfgenamen van
de overleden borg. In de meeste krediet
contracten komt de bepaling voor, dat de
bank de kredictgrens tot het oorspronke
lijk bedrag kan opvoeren, indien door toe
passing van kredietverminderingen in voor
afgaande jaren de toelaatbare kredictgrens
is verlaagd. Tot het opvoeren van de kre
dictgrens blijft de bank derhalve bevoegd,
ook nadat de borg is overleden.