derde landen zullen namelijk tot gevolg
moeten hebben dat de marktprijzen in de
E.E.G.-landen gemiddeld genomen op een
behoorlijk peil zullen liggen en niet in ge
vaar worden gebracht door importen te
gen abnormaal lage prijzen.
De ontwerp-verordening voor groenten en
fruit houdt zoals te verwachten was geen
heffingsregelingen in, maar legt de nadruk
op de zgn. normalisatie, d.w.z. het tot stand
brengen van gemeenschappelijke kwali
teitsnormen. Deze normalisatie zou op kor
te termijn moeten worden doorgevoerd
voor een 5-tal produkten: bloemkool, to
maten, appelen, peren en perziken. De door
de staat verleende of met staatsmiddelen
bekostigde steun bij de produktie van en
handel in groenten en fruit, waardoor de
concurrentievoorwaarden worden ver
valst, zou moeten worden opgeheven.
Daarnaast zouden de douanetarieven tussen
de E.E.G.-landen in een enigszins versneld
tempo moeten worden afgeschaft. En ten
slotte zouden volgens een bepaald schema
de kwantitatieve invoerbeperkingen en
maatregelen van gelijke werking (zoals in-
voerkalenders) moeten worden afgeschaft
en zou de toepassing van art. 44 (minimum
prijzen) moeten worden uitgesloten.
Voor de 5 zojuist genoemde produkten
zou de doorvoering van deze laatste maat
regelen als volgt moeten geschieden:
- voor de in de kwaliteitsgroepen „extra"
ingedeelde produkten uiterlijk op 1 juli
962
- voor de in de kwaliteitsgroepen „I" in
gedeelde produkten uiterlijk op 1 januari
1964;
- voor de in de kwaliteitsgroepen „11" in
gedeelde produkten uiterlijk op 1 juli
19^5-
Ten aanzien van deze voorstellen menen
we te mogen stellen, dat zij een voorzichti
ge en alles bij elkaar genomen ook aan
vaardbare basis vormen om de vrijmaking
van het onderling handelsverkeer en de in
voering van het gemeenschappelijk beleid
in de sector van groenten en fruit op gang
te brengen.
Wanneer we nu meer in het algemeen in
gaan op beslissingen welke op het vlak van
land- en tuinbouw in E.E.G.-verband zul
len moeten worden getroffen, dan willen
we op de eerste plaats stellen dat de stelsels
van heffingen zodanig van inhoud moeten
zijn, dat zij de totstandkoming van gemeen
schappelijke markt en beleid in de agrari
sche sector ook metterdaad vergemakkelij
ken en bevorderen. Daarom zullen derge
lijke heffingsregelingen aan verschillende
voorwaarden moeten voldoen; zij zullen
vooral moeten inhouden,
a) dat de nationale markten van de E.E.G.-
landen voor de betreffende produkten in
ruime mate met elkaar verbonden worden;
b) dat zij gepaard gaan met, en in toene
mende mate moeten leiden tot een coördi
natie van het binnenlandse markt- en prijs
beleid en het beleid ten opzichte van derde
landen;
c) dat zij een redelijke mate van onderlinge
preferentie voor de E.E.G.-landen op el-
kaars markten tot gevolg hebben; en
d) dat, eveneens in toenemende mate, in
houd wordt gegeven aan het beginsel van
een gemeenschappelijke verantwoordelijk
heid ten aanzien van exporten naar derde
landen.
800