achteruitgang te moeten constateren tussen
de bepalingen van de herzieningsontwer-
pen en de bepalingen van het thans voor
liggende ontwerp, waarbij wij overigens
willen opmerken dat vele andere bezwaren,
welke wij tegen de bepalingen van de her-
zieningsontwerpen hadden, thans voorko
men zijn.
Nog een tweede kwestie wordt in het thans
aanhangige wetsontwerp geregeld en wel
de kwestie van de inhouding van loonbe
lasting. In de praktijk leidt het medeverdie-
nen van de gehuwde vrouw steeds tot een
aanslag in de Inkomstenbelasting. Voor de
Inkomstenbelasting wordt het inkomen van
de man samengevoegd met het inkomen
van de vrouw. Door de progressie van de
Inkomstenbelasting is de Inkomstenbelas
ting over het totale inkomen aanzienlijk
hoger dan de som van de over de beide af
zonderlijke inkomens ingehouden Loonbe
lasting. De hieruit voortvloeiende nahef-
fing van belasting leidt in vele gevallen tot
moeilijkheden omdat men geen geld voor
deze nabetaling gereserveerd heeft. liet
wetsontwerp tracht dit nadeel te voorko
men door de inhouding van de loonbelas
ting hij de gehuwde vrouw hoger te stellen
dan volgens de loonbelastingtabel zou moe
ten worden ingehouden. Voorgesteld wordt
namelijk het looninkomen van de vrouw te
belasten volgens een vast tarief van 15%
van dit looninkomen. Daar echter in ieder
geval een vrijstelling gegeven wordt van
500,- en een algemene vrijstelling voor
loontrekkenden bestaat van 100,- wordt
het looninkomen van de gehuwde vrouw,
alvorens hierover 15% wordt ingehouden,
met een bedrag van 600,- per jaar ver
minderd. Verdient derhalve een gehuwde
vrouw een loon van 250,- per maand dan
wordt ingehouden 15%» van 200,—, zijn
de 250,— minus 1/1 2e van ƒ600,— dus mi
nus 50,-. Aldus doende bereikt men dat
meer wordt ingehouden dan volgens de
loonbelastingtabel zou geschieden, waar
door derhalve in zeer vele gevallen de sa
menvoeging van de inkomsten niet leidt tot
het nabetalen van een bedrag aan belasting.
Concluderend menen wij te mogen consta
teren, dat het thans voorliggende ontwerp
voor wat betreft zijn technische uitvoering
als geslaagd mag worden aangemerkt. Ge
zien echter de principiële inbreuk die het
wetsontwerp pleegt ten aanzien van het
draagkrachtbeginsel menen wij dat de
voorgestelde regeling niet past in ons belas
tingstelsel.
797