Landbouwkrediet
in Denemarken
Denemarken staat alom bekend als een
land, dat het moet hebben van de land
bouw. Evenals ons eigen land, voert het
landbouwprodukten uit naar een groot
deel van de wereld. Ongeveer de helft van
de export van Denemarken is van agrari
sche herkomst; in Nederland is zulks voor
ongeveer een/derde het geval. Het agrari
sche coöperatie wezen heeft er dan ook een
hoge vlucht genomen. Het is echter opval
lend dat het coöperatieve krediet er maar
weinig tot ontwikkeling is gekomen. Dat
houdt ongetwijfeld verband met de heel
eigen opbouw van het bankwezen in Dene
marken. Verscheidene ontwikkelingen van
de laatste tijd hebben de kredietbehoefte
van de Deense landbouw echter sterk doen
stijgen. Met het oog daarop heeft het bank
wezen, in overleg met de regering, onlangs
voorzieningen getroffen om in die behoefte
te voorzien. Gegevens hierover zijn gepu
bliceerd in „Landbouw wereldnieuws" van
19 augustus en 28 oktober 1961. Enkele
maanden eerder heeft het Landbouw-Eco-
nomisch Instituut een rapport uitgegeven
betreffende structurele en bedrijfsecono
mische aspecten van de Deense landbouw.
In het onderstaande zal op enkele punten
van deze publikaties worden ingegaan.
Kredietmogelijkheden tot eind 1960
Tot eind 1960 beschikte de Deense boer
globaal over de volgende kredietmogelijk
heden:
a. ie hypotheek, grotendeels bij onderlin
ge verenigingen en spaarbanken tot ca.
40% van de totale waarde van grond,
gebouwen, levende en dode have;
b. 2e hypotheek, eveneens bij speciale on
derlinge verenigingen voor de volgen
de 5 a 10% van deze waarde;
c. boven ongeveer 50% van de waarde
was het doorgaans alleen mogelijk kre
diet te verkrijgen tegen borg bij banken
en particulieren.
Vermeldenswaard is hierbij dat 95%) van
de bedrijven eigendom is van de boer-ge-
bruiker; een groot verschil met Nederland,
waar ongeveer de helft van het landbouw
areaal is verpacht. Dit verschil is niet toe
vallig. Het is ontstaan doordat de Deense
wetgeving op allerlei manieren de pacht
onaantrekkelijk maakt.
De totale waarde van het kapitaal in het
bezit van landbouwproducenten wordt
voor 1960 geschat op 28 miljard Kronen
(14,5 miljard gulden). De totale krediet
verlening bedroeg in dat jaar 9,6 miljard
Kronen zodat circa 65% van het totaal dei-
activa met eigen vermogen was gefinan
cierd. Dit is dus aanmerkelijk minder dan
het door de Commissie Landbouwkrediet
voor de Nederlandse landbouw in 19^7 be-
807