tcit voor de gezamenlijke produktie en af
zet, sterker nog dan in de voorstellen van
de Europese Commissie is geschied, op de
voorgrond heeft gesteld.
Ik hen de geachte rapporteur daarvoor ten
zeerste erkentelijk, evenals voor de heldere
wijze waarop hij zijn rapport heeft gepre
senteerd.
Het moge de rapporteur dan ook tot troost
strekken dat mijn van zijn voorstellen af
wijkende gedachten nog verder gaan in de
richting van versterking van de gemeen
schapsidee en van de onderlinge vervlech
ting van de nu nog nationale markten en
van de goede werking van de heffingsstel
sels. Ik vrees namelijk zeer dat deze hef-
'ingsstelsels niet van de grond komen, in
dien zij al te zwaar zouden worden belast
met bijkomende interventie- en garantie
systemen. Het zal dan met de heffingsstel
sels gaan als met de vliegers uit onze jeugd
jaren: vliegers die van een al te zware staart
waren voorzien, kregen w ij niet in de lucht.
Omdat ik de vrees koester dat de voorstel
len van de rapporteur hier en daar onnodi
ge ballast aandragen, die de goede werking
van de hellingsstelsels als instrumenten van
integratie in de landbouwsector zou kun
nen belemmeren, zie ik mij tot mijn spijt
genoodzaakt, mede namens enige politieke
vrienden, vooralsnog een voorbehoud te
maken wat betreft een gedeelte van zijn
voorstellen. Ik hoop nochtans met mijn aan
vullende opmerkingen te hebben mogen
bijdragen tot een juiste inhoudsbepaling
der heffingsstelsels, opdat in de loop van
1962 het geheel van heffingsstelsels in wer
king kan treden en daarmede de onderlinge
vervlechting van de landbouwmarkten der
Gemeenschap een aanvang kan nemen."
806