het evenwicht tussen de verschillende sec toren behouden blijft. De pauselijke encycliek over landbouw en coöperatie I)e kort geleden uitgegeven sociale ency cliek van Paus Joannes XXIII, naar de be ginwoorden genoemd „Mater et Magistra", besteedt vrij veel aandacht aan de positie van de landbouw in de maatschappij. Ook de coöperatieve samenwerking, zowel in de landbouw als in de ambachtelijke be drijvigheid, komt daarbij ter sprake. Ge zien het belang van dit document nemen wij hier enige van deze passages over. Als uitgangspunt heeft de Paus genomen de richtlijn van zijn voorganger, dat „de kleine en middelgrote ondernemingen op het gebied van landbouw, ambacht en be roep, handel en industrie behouden en ge steund moeten worden, door hun de voordelen te verzekeren van de grote on derneming door middel van coöperaties.' Vervolgens, sprekende over de plaats van de landbouw in de economie, plaats Joan nes XXIII zich op het standpunt dat de economische ontwikkeling van een land zich geleidelijk moet voltrekken, zodat „Men dient er nl. voor te zorgen, dat op het gebied van de landbouw, met betrek king tot de produktietechniek, de selectie van de cultures en de inrichting van het bedrijf, de nieuwere methoden worden ingevoerd, die de economie in haar geheel toelaat of vereist; verder, dat dit alles zo veel mogelijk gebeurt in dezelfde verhou ding als in de industrie en in de verschil lende diensten. Zo zal de landbouw een grotere hoeveel heid industriële goederen aantrekken en een doelmatiger inrichting vragen van de publieke diensten. Op zijn beurt zal de landbouw aan de industrie, aan de publie ke diensten en aan heel de gemeenschap produkten leveren, die in kwaliteit en kwantiteit beter voldoen aan de eisen van de consumptie. En zo zal de landbouw bijdragen tot een grotere koopkracht van het geld, wat een van de fundamentele elementen is van een goed geordende ont wikkeling van heel de economie. Dit alles zal o.a. de volgende voordelen opleveren: dat men gemakkelijker het komen en gaan kan controleren van de arbeidskrachten van het platteland, die- vrij komen door de geleidelijke moderni sering van de landbouw; verder dat men hun een vakopleiding kan geven, waar door zij ook tewerk gesteld kunnen wor den op andere arbeidsterreinen en dat zij de economische hulp, de ontwikkeling en de geestelijke steun ontvangen voor een doeltreffender inschakeling in hun nieuw sociaal milieu."

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 9