Waarom
beleggingsboekjes
Wij duidden er al op eerder in dit num
mer: niet uit eigen beweging zijn de boe
renleenbanken ertoe overgegaan, beleg
gingsboekjes uit te geven met een hoger
dan het normale rentetarief. Zij zijn er,
commercieel gesproken, toe gedwongen
door het initiatief van de Rijkspostspaar
bank. Op 8 augustus maakte de R.P.S. be
kend, dat zij haar rekeninghouders voort
aan de gelegenheid zou bieden, op speciale
voorwaarden spaargelden te beleggen te
gen een rentevoet van 3 V^/o, te vergelijken
met de rentevoet van 3% op niet bevoor
rechte rekeningen. Wie zijn de bevoor
rechten die meer krijgen? Dat zijn, zoals
reeds uiteengezet, zij die meer dan 1000,—
permanent op hun rekening kunnen hou
den, grote bedragen ineens kunnen inleg
gen en hun spaargeld niet dagelijks bij de
hand hoeven te hebben. De grote spaar
ders dus, de categorie die elke spaarbank
graag in de kring van haar cliënten welkom
heet. En juist omdat het deze groep van
winstgevende spaarders betreft, konden de
particuliere spaarinstellingen het er moei
lijk bij laten zitten. De dag na de aankondi
ging van de R.P.S. maakte de Coöperatie
ve Centrale Boerenleenbank bekend dat de
bij haar aangesloten banken onder soortge
lijke voorwaarden gelden zouden accepte
ren tegen hetzelfde rentepercentage. De
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank
volgde een dag later. Van de algemene
spaarbanken hebben er tot nu toe slechts
enkele deze voorbeelden gevolgd.
De argumenten van de R.P.S.
Het argument waarmee de R.P.S. haar
stap verdedigt luidt, zoals bekend, dat an
dere instellingen haar terrein dreigen bin
nen te dringen. Daarmee heeft zij vooral
de handelsbanken op het oog, die de laatste
jaren grote geldbedragen op hoog renten
de spaarrekeningen hebben verzameld.
Ook de boerenleenbanken bleken echter
haar bezorgdheid gaande gemaakt te heb
ben, omdat zij zich, door middel van gun
stige condities, begeven op een terrein dat
de plaatselijke spaarbanken en de R.P.S.
als het hunne beschouwen. Zo heette het
althans in het Jaarverslag van de P.T.T.
over 1959. liet eigenlijke terrein van de
boerenleenbanken zou tot het agrarische
volksdeel beperkt zijn. Dit nu is een
vreemd argument. Men kan zo ver men wil
teruggaan in de geschiedenis van het land
bouwkredietwezen, nergens en nooit zal
men het standpunt tegenkomen dat de boe
renleenbanken hun geldmiddelen uitslui
tend of zelfs maar voornamelijk onder de
landbouwers moeten zien te vinden. De
eerste taak van de boerenleenbank is, de
728