of het bedrag ter beschikking van de zoon kon worden gesteld, daar het hier toch betrof een door de opdrachtgeefster gege ven opdracht en de Bank zich alleen bij de opdrachtgeefster zekerheid had kunnen en moeten verschaffen of de zoon geïdentifi ceerd mocht worden met de in de opdracht genoemde „Garage X", voorshands kan worden aangenomen, dat de Bank de haar gegeven opdracht onjuist heeft uitgevoerd; dat zulks (bedoeld is: het onjuist uitvoeren van de opdracht) evenwel niet het geval is, indien de Bank alsnog aantoont, dat haar verweer, dat de zoon met de in de opdracht genoemde „Garage X" moet worden geï dentificeerd juist is; dat op grond biervan de Bank in de gele genheid behoort te worden gesteld om door getuigen te bewijzen, dat de opdrachtgeef ster de overeenkomst (in werkelijkheid niet met de eigenares van het garagebedrijf doch) met de zoon in privé heeft gesloten;" De Bank moest dus door getuigen bewij zen, dat de opdrachtgeefster de overeen komst ter uitvoering waarvan zij 10.000,— ten gunste van de „Garage X" liet overma ken had aangegaan niet met de eigenares van de garage doch met haar zoon in privé. De Bank verkeerde in de gelukkige omstan digheid, dat zij dit bewijs inderdaad heeft kunnen leveren, waarna het door de recht bank in eerste aanleg gewezen vonnis op 20 juni 1.1. door het Gerechtshof werd be vestigd. De opdrachtgeefster heeft zich bij laatstbedoelde beslissing neergelegd, waar mede definitief is komen vast te staan, dat de Bank de betrokken 10.000,— niet aan haar opdrachtgeefster behoeft te restitu eren. De praktische conclusie Het verloop van zaken bij de hierboven geschetste procedure bewijst een keer te meer hoe nodig het is, dat de binnenko mende opdrachten steeds met de meeste nauwgezetheid worden uitgevoerd. Wij kunnen daarop niet genoeg de nadruk leg gen nu het aantal opdrachten voortdurend toeneemt en de daarbij betrokken bedra gen steeds groter worden. Komt er een op dracht binnen ten gunste van een bepaald bedrijf dan zal de kassier eerst moeten on derzoeken wie in feite de eigenaar is van dit bedrijf en welke personen bevoegd zijn daarvoor te tekenen, zeker indien het be drijf niet tot de regelmatige clientèle van de Bank behoort. Dit onderzoek dient te ge schieden door bij de Kamer van Koophan del het Handelsregister te raadplegen, waarin het bedrijf is ingeschreven. Luidt de opdracht ten gunste van meerde re personen zoals Gebroeders Jansen ol iets dergelijks, dan kan daaraan niet anders worden voldaan dan door uitbetaling aan de gebroeders gezamenlijk resp. aan hun schriftelijk gemachtigde, ofwel door hen voor het overgemaakte bedrag op geza menlijke rekening te crediteren. Het is dus volstrekt ongeoorloofd om het bedrag ten goede te doen komen aan slechts één hun ner omdat deze toevallig op eigen naam bij de Bank een rekening heeft lopen, ook al zou van de zijde van de betrokken reke ninghouder b.v. onder voorwendsel, dat hij de feitelijke beheerder van bet bedrijf zou zijn, nog zozeer aandrang daartoe op de kassier worden uitgeoefend. Zou deze 749

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 25