dan de spaargelden weliswaar, maar toch genoeg om te doen vermoeden dat de nieu we voorschotten, na aftrek van aflossin gen, over geheel 1961 ongeveer 120 mil joen zullen belopen. Deze stijging zou het per eind 1961 uitstaande bedrag aan voor schotten op rond f 775 miljoen brengen, indien we de voorschotten aan overheids instellingen niet meerekenen. In de lopen de kredieten zit op het ogenblik weinig verandering. Zouden zij op het peil van juni 1961 blijven, dat is 125 miljoen, dan komen we tegen het einde van het jaar dus op 900 miljoen aan voorschotten plus kre dieten in lopende rekening. Daarnaast ko men nog andere uitzettingen, die met in begrip van voorschotten aan overheidsli chamen naar verwachting niet ver van de 1000 miljoen zullen zijn op het einde van het jaar. Alles samen genomen, kunnen we dus verwachten dat de eigen uitzettingen van onze boerenleenbanken in totaal rond de jaarwisseling in een orde van grootte van 1 miljard zullen liggen. Dat wordt de tweede mijlpaal. Deze uitkomst van onze becijferingen is gebaseerd op de veronderstelling, dat de ontwikkeling die de eerste helft van 1961 te zien heeft gegeven zich zal voortzetten in de tweede helft van het jaar. Het zou evenwel geen verwondering hoeven te wekken, als de vraag naar krediet vooral in het laatste kwartaal wat zou verflau wen. De regering en de Nederlandsche Bank hebben reeds maatregelen genomen, die te kennen geven dat zij dit zouden wen sen. Met name de regeringsmaatregelen in zake de bouwactiviteit zouden de vraag naar hypotheken voor de woningbouw kunnen temperen. Mocht deze ontwikke ling zich in enigszins belangrijke mate voor doen, dan zal het niet uitgezette deel van de aanwas der toevertrouwde middelen van zelfsprekend op de rekeningen-courant der boerenleenbanken bij de Centrale Bank te recht komen. Welke omvang het effect van de overheidsmaatregelen zal aanne men, is echter nog niet te zeggen. Indien we daarom veronderstellen, dat de tendens van het eerste halfjaar zal doorgaan in het tweede, dan kunnen we rond de jaarwisse ling voor de rekening-couranttegoeden van de boerenleenbanken bij de C.C.B. een be drag van eveneens 1 miljard tegemoet zien: de derde van onze mijlpalen. Aldus is voor de komende jaarwisseling, misschien iets ervoor, misschien even erna, het beeld te schetsen van aan onze boeren leenbanken toevertrouwde middelen ten belope van in totaal 2 miljard. Daarvan zal naar schatting 1 miljard zijn uitgezet in de vorm van voorschotten, lopende kre dieten en andere uitzettingen. Het andere miljard zal grotendeels zijn doorgegeven aan de Centrale Bank, waar elke aangeslo ten bank 7.0 nodig onmiddellijk haar deel beschikbaar kan krijgen; en de rest moet aanwezig zijn als kasgeld. In dit beeld tekent zich enerzijds af de gro te betekenis van onze organisatie voor de Nederlandse land- en tuinbouw, gelegen in de som van een miljard gulden, die im mers allereerst aan de land- en tuinbouw ten goede is gekomen. Aan de andere kant komt in dit beeld tot uiting de voorzichtig heid waarmee de boerenleenbanken bij hun uitzettingen te werk gaan, als goede be waarders van het hun toevertrouwde geld. 737

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 13