Mijlpalen in zicht Zoals reeds blijkt uit de elders in dit num mer besproken gegevens over de eerste helft van het jaar, belooft 1961 een goed spaarjaar te worden. Hij de traditionele spaarinstellingen te samen werd in de eer ste helft rond 450 miljoen meer ingelegd dan terugbetaald, tegen rond 330 miljoen in de overeenkomstige periode van 1960, en 390 miljoen in die van 1959. Voor de groep der boerenleenbanken afzonderlijk moeten we in aanmerking nemen, dat de eerste helft van het jaar gewoonlijk min der oplevert dan de tweede helft van het jaar, daar vooral maart en april maanden zijn, waarin de boer meestal betrekkelijk weinig gelegenheid heeft om iets opzij te leggen. Niettemin was de percentuele toe neming van het spaartegoed bij de boeren leenbanken van de groep Eindhoven al bij na even hoog als bij de algemene spaarban ken en hoger dan bij de R.P.S. en de groep Utrecht. Het ziet er naar uit, dat het jaar 1961 in zijn geheel voor onze leden een rekord zal gaan betekenen in de vorm van een aangroei van het spaartegoed met maar liefst 13%, of 200 miljoen. Zo'n bedrag in één jaar tijds is in de annalen van onze organisatie nog nooit eerder opgetekend. Het totale tegoed zou daarmee aan het ein de van het jaar op rond 1750 miljoen ko men. Stellen we tle rente die dan moet wor den bijgeschreven op 3%), dan wordt dat 50 miljoen, en zal het spaartegoed na ren te-bijschrijving ongeveer 1800 miljoen bedragen. Naast de spaargelden rekenen we tot de toevertrouwde middelen ook de creditsal- di in rekening-courant. In het midden van het jaar beliepen die in totaal ongeveer 180 miljoen. Hun ontwikkeling in het resterende deel van het jaar is moeilijk te voorzien, omdat zij nogal schommelingen plegen te vertonen, in tegenstelling tot de spaargelden. Toch kunnen we wel zeggen dat ook de creditsaldi in rekening-courant zich in stijgende lijn bewegen, en dat zij tegen bet einde van het jaar wel niet ver van de 200 miljoen zullen zijn. Te samen genomen, naderen de aan onze boerenleenbanken toevertrouwde midde len dus geleidelijk aan de 2000 miljoen. Er kan natuurlijk van alles tussen komen; de situatie in de internationale politiek le vert de laatste tijd bijna dagelijks onpret tige verrassingen, en die zouden ook nog wel een zekere weerslag kunnen geven op de spaarzin. Maar als we mogen hopen, dat de interna tionale politieke ontwikkeling ten goede zal keren, dan kunnen we ook verwachten, dat we rond het einde van 1961, misschien in het begin van 1962, de mijlpaal zullen passeren van 2 miljard aan toevertrouwde middelen. Nemen we de andere kant van de balans, dan zien we de uitstaande voorschotten eveneens sterk toenemen. Wat minder fors

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 12