teren. Deze groei was als gevolg van de cri sis- en oorlogsjaren, als gevolg van de tra ditionele gebondenheid aan de landbouw en van een tekort aan niet-agrarische werk gelegenheid sterker dan met het oog op de werkgelegenheid in de landbouw verant woord was. De hieruit voortvloeiende te dichte arbeidsbezetting ging gepaard met een lage arbeidsproduktiviteit. Een ander gevolg was een ernstig opvolgingsvraag- stuk: vele in de landbouw werkzame boe renzoons hadden geen uitzicht op een eigen bedrijf. 4. Omstreeks het jaar 1947 begint voor de landbouw de confrontatie met de ingrij pende strukturele veranderingen, die het gevolg zijn van de snelle bevolkingsgroei, de regionale industrialisatie en de verstede lijking van het platteland. Deze confronta tie is in Noord-Brabant sterker dan in de meeste andere provincies. Uit statistische gegevens blijkt, dat de stijging van de to tale mannelijke beroepsbevolking in Noord- Brabant beduidend sneller is geweest dan in overig Nederland; deze steeg namelijk in de periode 1947 tot "959 met respectie velijk 22 en i2°/o. De stijging van de agra rische beroepsbevolking in deze provincie vertoont van 1930 tot 1947 een gelijk beeld als de stijging in geheel Nederland. Tot 1955 bleef de daling van de agrarische be roepsbevolking in Noord-Brabant met 3% ten opzichte van 1947 achter bij die in Ne derland met 12%). Sedert het jaar 1955 is de daling in Noord-Brabant echter aanzien lijk sneller, waardoor in Noord-Brabant en Nederland ten opzichte van 1947 de daling respectievelijk 29 en 30% is. Aangenomen mag worden, dat de daling van het aantal agrarische werkers in Oost-Brabant nog sneller verloopt dan voor geheel Noord- Brabant thans kan worden geconstateerd. De vermindering van de agrarische be roepsbevolking sedert 1947 heeft aanvan kelijk vrijwel alleen betrekking op de land arbeiders en de zoons van kleine boeren. Wij mogen hierbij evenwel niet uit het oog verliezen, dat de periode nog te kort is om een meer substantiële daling van het aan tal bedrijfshoofden te verwachten. Door de sterke afvloeiing van zoons werkzaam op kleine bedrijven, waardoor voor deze cate gorie het opvolgingsvraagstuk goeddeels is opgelost, mag worden verwacht, dat op veel kleine bedrijven als het ware de laatsten der Mohikanen nog stand houden. Met hun einde komt ook het einde van hun bedrijf. Deze ontwikkeling zal zich in de nu ko mende jaren bij een aanhoudende verdere industrialisatie snel voltrekken. 5. Al moge dan het huidige Brabant en in het bijzonder Oost-Brabant een bij uitstek industrieel gewest zijn geworden, de land bouw is met een in doorsnee intensieve be drijfsvoering in de economie van dit gebied een belangrijke bestaansbron gebleven. De gunstige ontwikkeling van de niet-agrari sche werkgelegenheid in de industriële en in de dienstverlenende sectoren heeft een sterke zuigkracht uitgeoefend op de agra rische beroepsbevolking. De vermindering van het aantal arbeidskrachten heeft een grote invloed gehad op de landbouwkun dige ontwikkeling. Tegenover de vermin dering van arbeidskrachten stond een be langrijke toeneming van de produktie. De 685

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 9