over een te volgen gedragslijn ingeval naar het oordeel van de Nederlandsche Bank de kredietuitbreiding tot het nemen van maat regelen aanleiding zou geven. De strekking van deze gedragslijn komt hierop neer, dat, ingeval de kredietverle ning toelaatbare grenzen overschrijdt, de handelsbanken en landbouwkredietinstel lingen, die aan deze overschrijding debet zijn, bij de Nederlandsche Bank een rente loos deposito moeten aanhouden. Voorts is vastgelegd welke uitleningen bij toepassing van de gedragslijn als z.g. relevante krediet verlening zullen worden aangemerkt. Kre dieten in lopende rekening zullen daartoe niet ook gerekend worden evenmin als de overige uitleningen in de particuliere sector waarvan de gemiddelde looptijd sedert bet tijdstip van (eerste) opneming korter is dan 2 jaren. Ter bepaling van de gemiddel de looptijd van een uitlening moet worden uitgegaan van de oorspronkelijk overeen gekomen looptijd. De Nederlandsche Bank heeft in de sterke stijging van de kredietverlening sinds ok tober 1960 aanleiding gevonden om tot toepassing van bovenbedoelde gedragslijn over te gaan. In de periode oktober 1960— april 1961 bleek de kredietverlening met io,7°/o te zijn gestegen. De stijging van de kredietverlening in genoemde periode be liep voor de handelsbanken 16,7% en voor de landbouwkredietinstellingen 7,8%. Bij het overleg over de toepassing van de ge dragslijn gaf de Nederlandsche Bank te kennen, dat gelet op de conjuncturele si tuatie, de stijging van de kredietverlening beperkt zou moeten blijven tot 1% per maand. Deze norm werd in de genoemde periode ruim overschreden. In de thans door de Nederlandsche Bank nader uitgewerkte gedragslijn voor de kre dietverlening door handelsbanken en land bouwkredietinstellingen wordt de toelaat bare stijging van de kredietverlening in be ginsel op 1% per maand of 12% per jaar gesteld, met dien verstande, dat voor 1961 een stijging met 3%» extra, dus in totaal met 15%, zal worden aanvaard. De Nederland sche Bank heeft voorts aangekondigd, dat zij de ontwikkeling van de kredietverlening zal gaan toetsen aan de gedragslijn na af loop van de maand augustus 1961. De stijging van de kredietverlening zal wor den bepaald aan de hand van drie-maands- gemiddelden, d.w.z. voor het eerst in sep tember a.s. zal maandelijks aan de hand van de maandstaten van de drie voorafgaande maanden de gemiddelde hoogte van de kre dietverlening worden berekend. Dit gemid delde zal worden vergeleken met twee ba sisperioden, te weten met het gemiddelde van de kredietverlening in de overeenkom stige drie maanden van 1960 en met het gemiddelde van de kredietverlening in het 4e kwartaal van 1960. De ontwikkeling van de kredietverlening zal door de Nederland sche Bank toelaatbaar worden geacht, in dien bij vergelijking van de drie-maands- gemiddelden de stijging niet meer bedraagt dan 15% ten opzichte van het gemiddelde der kredietverlening in de overeenkomsti ge maanden van 1960 of niet meer bedraagt dan 1% per maand eenmalig verhoogd met 3% ten opzichte van het gemiddelde in het laatste kwartaal van 1960. De toe laatbare stijging van de kredietverlening, 681

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 5