daarna aan de kantonrechter moet worden getoond als bewijs dat inderdaad dienover eenkomstig is gehandeld. Of men daarbij alleen met de persoonlijke opvatting van de notaris heeft te maken dan wel of deze daarmede weergeeft wat hem door de kantonrechter, die immers het con cept voor de acte van scheiding moet goed keuren, is te verstaan gegeven, is meestal niet te achterhalen en doet ook weinig ter zake. Ken feit is het in ieder geval dat het, zoals uit het bovenstaande blijkt, de kan tonrechter vrij staat de vader of de voogd te machtigen de gelden van de pupil ook op een andere wijze dan hiervoor genoemd te beleggen. Hij mag derhalve wel degelijk er in toestemmen dat de gelden ten name van de minderjarige bij de Spaarbank van de Boerenleenbank worden uitgezet. Gelukkig wordt de laatste tijd op dit punt door steeds meer kantonrechters een soe peler standpunt ingenomen en blijken zij hoe langer hoe meer bereid ook toestem ming tot belegging bij de Spaarbank van de Boerenleenbank te verlenen op voorwaar de nochtans dat laatstbedoelde belegging ten aanzien van de minderjarige met gelij ke waarborgen wordt omringd als de beleg ging bij de Rijkspostspaarbank. Dat de re delijkheid van dit verlangen niet valt te ont kennen is zonder meer duidelijk. Zulks be tekent derhalve dat de Spaarbank van de Boerenleenbank zich op gelijke wijze als de Rijkspostspaarbank moet verplichten het tegoed geblokkeerd te houden zolang de minderjarigheid van de rekeninghouder voortduurt, tenzij de vader of de voogd door de kantonrechter wordt gemachtigd om reeds eerder voor het doen van bepaal de uitgaven daarover te beschikken, l egen het aanvaarden van deze voorwaarde dooi de Spaarbank bestaat geen enkel bezwaar. De Rijkspostspaarbank Iaat van deze voor waarde blijken door in het boekje een z.g. B.R.M. strook te plakken. Wij voor ons ge ven echter de voorkeur aan inschrijving van de blokkeringsclausule in het spaar boekje zelf, waardoor de mogelijkheid wordt voorkomen dat de clausule later we der uit het boekje zou worden verwijderd. Zij moet luiden als volgt: „Zolang de min derjarigheid van de rekeninghouder voort duurt, kan over het door dit boekje aange wezen tegoed alleen worden beschikt na verkregen machtiging van de Kantonrech ter te en wordt door de kassier in geschreven op de eerste bladzijde van het boekje. Ken soortgelijke aantekening dient uiteraard ook te geschieden aan het hootd van de spaarkaart om te voorkomen, dat er vergissingen zouden worden gemaakt, in dien op zeker moment zou worden getracht het geld toch vervroegd op te nemen zon der gelijktijdige overlegging van het boek je. Zodra het bedrag op het boekje is bijge schreven en als de clausule daarin is aan- geb racht kan de vader of de voogd dit aan de kantonrechter laten zien als bewijs dat hij aan zijn desbetreffende verplichtingen heeft voldaan. De conclusie van het bovenstaande is deze, dat aan een cliënt, die voor het beleggen van gelden, toebehorende aan zijn minder jarige pupil, aan de Spaarbank van de Boe renleenbank de voorkeur zou geven boven de Rijkspostspaarbank, zal geadviseerd moeten worden om, wanneer de notaris zich tegen deze belegging verzet, de kan-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 37