regeld) voorkeursrecht voor de pachter
wilden houden beargumenteren hun
standpunt vooral door te wijzen op de ver
starrende werking van de prijsbeheersing
in een periode waarin zich in de agrarische
sector met betrekking tot de bedrijfsstruc
tuur grote veranderingen voordoen en
noodzakelijk zijn. Bovendien, zo wordt van
deze zijde gesteld, zijn de verhoudingen op
de grondmarkt sterk gewijzigd ten gevol
ge van de ruime afvloeiing van personen
uit de landbouw. Voorts achten zij het op
den duur niet verantwoord een wettelijke
regeling te handhaven, welke in vele ge
vallen ontdoken wordt.
Het zal, gezien deze duidelijk tegengestelde
opvattingen ook binnen de georganiseer
de landbouw zelf voor de regering niet
gemakkelijk vallen aan het Parlement voor
te stellen de prijsbeheersing van landbouw
gronden te beëindigen. Wellicht zal de re
gering nu met een wetsvoorstel komen, dat
de handhaving van de huidige wet inclu
sief de prijsbeheersing voor een beperkt
aantal jaren inhoudt. Men zou dan over
enige jaren opnieuw, in het licht van de
dan geldende omstandigheden, kunnen na
gaan of de tijd gekomen en rijp is om tot
vrije prijsvorming van landbouwgronden
over te gaan.
Waarschijnlijk zal het dan duidelijker zijn
of de ontwikkelingen in E.E.G.-verband
een opheffing van de koopprijsbeheersing
van landbouwgronden in Nederland ge
wenst, misschien zelfs noodzakelijk maken.
Het ziet er naar uit dat het komende na
jaar van beslissende betekenis zal zijn met
betrekking tot de vraag of, en zo ja, op wel
ke wijze de geleidelijke verwezenlijking
708
van de gemeenschappelijke markt en een
gemeenschappelijk beleid in de agrarische
sector voortgang zal vinden.
In zijn vergadering van 3-4 juli j.1. heeft de
Raad van Ministers van de E.E.G. beslo
ten de beslissing over de verdere versnel
ling in de industriële sector uit te stellen tot
het najaar. Verschillende E.E.G.-landen
maar Duitsland niet waren van oordeel
dat deze versnelling, hoe gewenst op zich
zelf, toch niet aanvaard kon worden wan
neer niet op korte termijn het gemeen
schappelijke landbouwbeleid op gang werd
gebracht. De Nederlandse ministers kre
gen ditmaal dus steun van andere landen in
hun stelling dat een versnelde doorvoering
van het integratieproces van de industrie
gepaard moet gaan met beslissingen in de
landbouwsector, waardoor de stilstand in
de agrarische sector zou worden doorbro
ken. Of de verschillende landen, die het nu
in dit opzicht met Nederland eens zijn,
straks ongeveer dezelfde opvattingen als
ons land zullen hebben ten aanzien van de
inhoud van de te treffen beslissingen voor
de landbouw, is echter een geheel andere
zaak.
Dit zal in de komende maanden wel duide
lijker worden wanneer de verschillende lan
den zich moeten uitspreken over de dooi
de commissie voorgestelde heffings-stelsels.
Deze voorstellen, in de vorm van concept
verordeningen, zijn er reeds voor granen
en varkensvlees. Over enige dagen komen
er voor eieren en slachtpluimvee. Zal een
voorstel met een heffingsstelsel voor zui-
velprodukten ook binnen afzienbare tijd
volgen?