weten van 24 tot 5 i°/o. Wat de kre dietverstrekking door de boerenleenban ken in de agrarische sector betreft, is het opmerkelijk, dat de boerenleenbankor ganisatie van Eindhoven met 600 aange sloten boerenleenbanken, waarvan 200 in Noord-Brabant, op een totaal van 1300 boerenleenbanken in ons gehele land, in de periode 1958-1960 respectievelijk 56, 59 en 51% van het totaal der agrarische krediet verstrekking door boerenleenbanken voor haar rekening heelt genomen. Wij mogen derhalve constateren, dat met name in Brabant de aanvankelijke terug houdendheid om krediet op te nemen voor de financiering van verdere investeringen thans snel wordt overwonnen. Toch zijn er nog een aantal knelpunten, die in de weg staan aan een toevloeiing van de krediet- stroom naar de meest bedreigde plaatsen, namelijk daar waar de bedrijfsinrichting het meest versterking behoeft. 11. Een dergelijke knelpunt is gelegen in de onmogelijkheid met name voor de pacht bedrijven om voldoende zekerheid te stel len. Ter verruiming van de kredietmoge lijkheden zou daarom een wettelijke rege ling van het zakelijk zekerheidsrecht op roerende goederen, die in de macht van de kredietnemers blijven, gewenst zijn. Ook doet zich steeds sterker de behoefte gevoelen aan een juridische weg, waarlangs ook de groeiende oogst als zekerheid kan worden verbonden. Aan beide desiderata zou kunnen worden voldaan door invoe ring in de wetgeving van een registerpand- recht. Het is bekend, dat daartegen algeme ne bezwaren bestaan. Maar waarom ter toetsing van deze bezwaren niet een proef genomen met de invoering van een regis- terpandrecht alleen voor land- en tuin bouw. Deze gedachte sluit ook aan bij een uitspraak van de Tweede Kamer over een reeks vraagpunten van burgerlijk recht, (zitting 1952-1953, no. 2846, 8, pagina 5 rechterkolom), luidende: „Voorzover het echter mogelijk mocht blijken te zijn een regeling te treffen voor het vestigen van registerpandrecht op bepaalde bedrijfs- of beroepsgoederen zou de commissie daar tegen bij wijze van proef geen bezwaren hebben." Een tweede juridisch probleem, dat ter ver betering van de kredietmogelijkheden in land- en tuinbouw dringend verbetering behoeft, betreft de verhouding tussen ver pachter en pachter met betrekking tot de door de pachter gestichte bed rijf sopstan- den. Mede als gevolg van de geldende pachtprijsbeheersing zien de pachters zich meer en meer genoodzaakt om zelf over te gaan tot het stichten van bedrijfsgebouwen en bedrijfsopstanden. Daarbij valt te den ken niet alleen aan modernisering van be drijfsgebouwen maar vooral aan nieuwe ontwikkelingen in de kascultuur. De kredietvraag van tuinders-pachters neemt een geweldige omvang aan. Willen de boerenleenbanken aan die kredietvraag kunnen blijven voldoen dan is het nood zakelijk, dat op korte termijn het afbraak- recht van de pachter terzake van door hem gestichte bedrijfsopstanden alsnog in de Pachtwet wordt verankerd en wel zodanig, dat iedere derde belanghebbende bij het pacht-object dit recht zal hebben te eerbie digen. 693

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 17