landbouwsfeer en dus zonder verdere ta riefsverlaging en contingentsverruiming ook voor landbouwprodukten de gemeen schappelijke markt in ieder geval niet ver der kan worden versneld. 9. Behalve op verhoging van het inkomens niveau zal het beleid in het belang van land en tuinbouw moeten zijn gericht op verbe tering van de omstandigheden, waaronder men op het platteland leeft en werkt. I)e verdere regionale industrialisatie, die reeds wenselijk is omdat de agrarische werkgelegenheid terugloopt, zal in toene mende mate een sterke zuigkracht uitoefe nen op de boerenbevolking, mede in ver band met de veranderingen in mentaliteit en levensstijl van de agrarische bevolking, die het gevolg zullen zijn van de verdere in dustrialisatie. Een dergelijke situatie biedt gunstige uitgangspunten voor een verbete ring van de agrarische struktuur. De ster kere afvloeiing, die als gevolg van de ver dere industrialisatie mag worden verwacht, zal leiden tot een verdere verbetering van de bedrijfsgroottestruktuur. Deskundigen' zijn echter van mening, „dat het niet zeker is, dat het vraagstuk van de relatief lage arbeidsproduktiviteit op de kleinere bedrij ven vanzelf zal verdwijnen." De kleinere bedrijven kunnen waarschijnlijk in mindere mate dan de grotere bedrijven profiteren van de mechanisatie en rationalisatie. De uitvoering van cultuurtechnische werken met name van ruilverkavelingen zal echter in deze gebieden een belangrijke bijdrage moeten leveren tot de opheffing van struk- 1. Zie Ir. A. I,. G. M. Bauwens in het Noord-Brabant- 2. Maandelijkse Mededelingen juni 1961, no. 486. turele knelpunten zoals onvoldoende wa terbeheersing, ongunstige verkavelingstoe stand en slechte bereikbaarheid van de ka vels. Het mag als een gelukkige omstandigheid worden beschouwd, dat ook in een gebied als Oost-Brabant algemeen de ruilverkave lingen worden gezien als de redding uit de nood. Dit blijkt onder andere uit de zeer gunstige stemmingsuitslagen. De drang tot ruilverkaveling is zo groot, dat daar waar voorlopig geen ruilverkaveling krachtens de wet kan worden tot stand gebracht, de boeren overgaan tot het aangaan van ruil verkavelingsovereenkomsten. Het behoeft weinig betoog, dat de land bouw in hoge mate geïnteresseerd is bij al le maatregelen, met name in het financiële vlak, die de uitvoering van ruilverkave- lingswerken kunnen bevorderen. In een be schouwing over financiële aspecten van de ruilverkavelingswerken2 is de vraag op geworpen, of het binnen het kader van de moderne ruilverkavelingsplannen, die zijn uitgegroeid tot veel omvattende streekont- wikkelingsplannen, wel juist is als uitgangs punt voor de financiering der ruilverkave lingswerken te handhaven, dat het hier uit sluitend gaat om een belang van de grond eigenaren, waarin voor een deel ten laste van het Rijk wordt gesubsidieerd. Zou het niet veeleer voor de hand liggen, zo is ge steld en dat moge hier worden herhaald, om dat deel van de ruilverkavelingswerken, dat betrekking heeft op de algemene uitrus ting van het platteland, te financieren ten laste van een daartoe strekkende bijdragen- nmer van dc E.S.B. pagina 439, jaargang 1961. 690

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1961 | | pagina 14